les 6 - antihypertensiva en anticoagulantia - farmac 1, jr 2 KD 2020

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Huishoudelijke mededelingen
Vandaag:  - Terugblik les pijn. 
                    - Nieuw onderwerp: hoge bloeddruk en bloedstolling. 

Volgende week: geen les in de klas > zelfstandig, via lessonup en teams. (klascode: ffhku)

Les over maag/darm (les 7) vervalt > extra volgend jaar. 

Week 8 (13-17 juni): responsie college met kennis QUIZZ (extra punten te verdienen) 
Aanwezigheid is daarvoor vereist. (geen online alternatief) 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Stelling: om te bepalen of er sprake is van hypertensie, zijn een aantal dingen belangrijk.
Welke hoort daar NIET bij?
(2 antwoorden mogelijk, je kunt er maar 1 aankruisen. Dus kijk naar de uitslag)
A
patiënt moet in rust zijn, mag niet net intensief bewogen/gesport hebben.
B
patient moet plat liggen op een bank, om de juiste waarde te bepalen.
C
de bloeddruk moet op 3 verschillende dagen worden gemeten
D
de bloeddruk moet op 3 verschillende tijdstippen

Slide 9 - Quizvraag

OVER HYPERTENSIE
De patient is 75 jaar, welke bloeddruk is te hoog?
A
155/80 mmHg
B
135/70mmHg
C
120/80 mmHg
D
135/100 mmHg

Slide 10 - Quizvraag

Bekijk het filmpje, en beantwoordt dan de vragen. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Stelling:
wanneer je rent gaat je hartslag naar beneden. En hierdoor stijgt je bloeddruk
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

wanneer je door een ongeluk veel bloed verliest ....
A
gaan je slagvolume en hartfrequentie direct naar beneden
B
wordt je slagvolume groter en gaat je hartslag naar beneden
C
gaan je slagvolume en je hartfrequentie omhoog
D
gaat je slagvolume omlaag en je hartfrequentie omhoog

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Als je hier kijkt, dan zie je dat deze diuretica allemaal net iets anders werken, met andere Zoutkanalen in de nier

Slide 20 - Tekstslide

Stelling:
Er zijn verschillende soorten diuretica. Deze werken via verschillende ionkanalen. Dit betekent dat ze werken met verschillende zouten. En dat betekent weer dat ze allemaal net wat andere bijwerkingen kunnen hebben.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Zoek zelf op en vul in in je schema (werkblad - teams bestanden): 
- voorbeelden van medicatie
- werking


- indicatie
- bijwerkingen
- observaties die JIJ kunt doen. 
- aandachtspunten

Slide 27 - Tekstslide

Zoek zelf op en vul in in je schema (werkblad - teams bestanden): 
- voorbeelden van medicatie

- observaties die JIJ kunt doen. 
- aandachtspunten

Slide 28 - Tekstslide

Zoek zelf op en vul in in je schema (werkblad - teams bestanden): 
- voorbeelden van medicatie
- observaties die JIJ kunt doen. 
- aandachtspunten

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

KIjk het filmpje hiernaast om je 
kennis op te frissen OF
bekijk je aantekening uit jaar 1

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide