Examen Schrijven 3F

Examen Schrijven 3F
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Examen Schrijven 3F

Slide 1 - Tekstslide

Hoe lang duurt het examen Schrijven?
A
30 minuten
B
45 minuten
C
60 minuten
D
90 minuten

Slide 2 - Quizvraag

Je examen schrijven wordt beoordeeld aan de hand van 6 aspecten.

Welke aspecten zijn dit?
A
Afstemming op doel Afstemming op publiek
B
Leesbaarheid Spelling, interpunctie en grammatica
C
Samenhang Woordenschat en woordgebruik
D
Antwoord A, B en C zijn allemaal correct.

Slide 3 - Quizvraag

Wat kan je naast schrijven ook altijd oefenen voor dit examen?
A
spelling
B
lezen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de functie van de kern?
A
Vat de tekst samen
B
Het onderwerp wordt toegelicht d.m.v. deelonderwerpen
C
De schrijver verteld zijn mening
D
Meningen van andere worden toegelicht

Slide 5 - Quizvraag

In de kern staat?
A
De conclusie
B
Het onderwerp
C
De deelonderwerpen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is belangrijk voor de samenhang in een betoog?
A
signaalwoorden
B
goede kernzin
C
logische redenering

Slide 7 - Quizvraag

De samenhang van een boodschappenlijstje is
A
opsomming
B
chronologie
C
tegenstelling
D
doel-middel

Slide 8 - Quizvraag

Een inleiding kan verschillende functies hebben. Wat is geen functie van een inleiding?
A
onderwerp aangeven
B
voorbeeld geven
C
vraag stellen
D
samenvatting geven

Slide 9 - Quizvraag

Boven de inleiding zet ik 'inleiding'.
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Wat is 'een samenhangend verhaal' ?
A
een verhaal dat ergens bij past
B
een spannend verhaal
C
een verhaal met logische verbanden
D
een makkelijk te lezen verhaal

Slide 11 - Quizvraag

Tussenkopjes worden gebruikt om...
A
De leesbaarheid van de tekst te verhogen
B
Aan te geven waar de titel over gaat

Slide 12 - Quizvraag

In de kern schrijf je
A
je conclusie
B
je inleiding
C
het onderwerp van je betoog
D
argumenten

Slide 13 - Quizvraag

Wat staat er onder de tussenkopjes?
A
Nieuwe informatie
B
Deelonderwerpen
C
Deelkopjes
D
Een nieuw onderwerp

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste als je tijdens je examen een artikel moet schrijven?
A
een titel, witregels en dat je alles uit de opdracht beschrijft
B
dat je geen fouten maakt
C
een titel en het slot
D
een titel en witregels

Slide 15 - Quizvraag

Welke woorden horen bij samenhang?

A
Lay-out, gedachtegang en signaalwoorden.
B
Inleiding, kern, slot, tekststructuur en relaties.
C
Tekststructuur, tekstopbouw, alineagebruik, signaal - en verwijswoorden.

Slide 16 - Quizvraag

In het slot...
A
herhaal je je standpunt + argument(en)
B
noem je al je argumenten
C
geef je nieuwe informatie

Slide 17 - Quizvraag

Als er 'dus' in het slot staat, wat zal dan waarschijnlijk de functie van het slot zijn?
A
Een advies geven
B
Een conclusie geven

Slide 18 - Quizvraag

Wat zijn tussenkopjes?
A
de titel van een tekst
B
geeft aan waar de tekst over gaat
C
geeft aan waar één alinea over gaat
D
geeft aan waar één of een groepje alinea's over gaat

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een tekststructuur?
A
Het is de opbouw van de alinea's in een tekst
B
het is een manier om een tekst in te delen.
C
inleiding-middenstuk-slot

Slide 20 - Quizvraag

Functies van de inleiding:
Wat is een functie van de inleiding?
A
Conclusie geven
B
Centrale vraag stellen
C
Waarschuwing geven
D
mening van de schrijver te geven

Slide 21 - Quizvraag

Wat is samenhang?
A
Weet ik niet.
B
C
Je hangt dingen samen op.
D
Zinnen en alinea's hebben met elkaar te maken.

Slide 22 - Quizvraag

Functies van het slot.
Wat is een functie van het slot?
A
de centrale vraag stellen
B
Een advies geven
C
Een samenvatting geven.
D
enkele personen introduceren.

Slide 23 - Quizvraag

INLEIDING
KERN
SLOT
Aanleiding voor het schrijven van het artikel
Argument(en) + onderbouwing
Je belangrijkste boodschap
Naam van de krant + datum artikel
Een zin om de lezer te prikkelen en waarover de lezer na blijft denken.
Feiten, cijfers, voorbeelden
Conclusie

Slide 24 - Sleepvraag

Wat is geen ingezonden brief?
A
reactie op een krant
B
folder die je wekelijks ontvangt
C
reactie op een artikel
D
reactie in een tijdschrift

Slide 25 - Quizvraag

Een ingezonden brief is een..
A
amuserende tekst
B
overtuigende tekst
C
Aansporende tekst
D
Uitleggende tekst

Slide 26 - Quizvraag

Een ingezonden brief is
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 27 - Quizvraag