Uitleg Schrijven 3F

Schrijven 3F
januari 2023
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Schrijven 3F
januari 2023

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Verschil 2F/3F
  • Beoordelingscriteria 3F
  • Herhaling theorie (als daar behoefte aan is)
  • zelfstandig oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Verschil 2F/3F

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Beoordelingscriteria 3F 
  • De opdrachten zijn in het Nederlands geschreven;
  • De opdrachten zijn voldoende leesbaar;
  • Minimaal 80% van het totaal van de gevraagde inhoud is gerealiseerd.

Wanneer je examen niet voldoet aan deze precondities, wordt het niet beoordeeld.

Slide 6 - Tekstslide

Beoordelingscriteria 3F
Jouw teksten worden beoordeeld op:
  • Samenhang
  • Afstemming op doel
  • Afstemming op publiek
  • Woordenschat en woordgebruik
  • Spelling, interpunctie en grammatica
  • Leesbaarheid

Slide 7 - Tekstslide

Samenhang
  1. De tekst is verdeeld in een inleiding, middenstuk en slot.
  2. De tekst is logisch te volgen (niet van de hak op de tak).
  3. Het verband tussen de verschillende zinnen en alinea's is duidelijk door:
  • Passende voegwoorden (omdat, hoewel, desondanks, toch, maar, ...)
  • Correcte verwijswoorden (Het meisje met wie... / Zij, haar, dat)

Slide 8 - Tekstslide

Goed voorbeeld van samenhang
"Ik denk dat ik de juiste persoon ben voor dit project, omdat ik ook goed met mensen van alle leeftijden om kan gaan en graag dieren en mensen help. Ook spreek ik goed Nederlands en Engels. Verder vind ik het altijd leuk om over nieuwe culturen te leren en te zien hoe mensen in andere landen dagelijks leven."


"Zoals ik al eerder benoemde, is dit project voor mij weggelegd."

Slide 9 - Tekstslide

Schrijfdoelen
Elk schrijfproduct heeft een specifiek doel. Enkele voorbeelden:
  • informeren
  • overtuigen
  • instrueren

Met een betoog wil je overtuigen en een artikel heeft vaak als doel om te informeren

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Publiek
Een tekst richt zich tot lezers.  Die lezers noemen we publiek. 
Breed publiek (bijv. algemeen onderwerp voor alle volwassenen en jongeren)
Gerichte doelgroep (bijv. toeristen, studenten)
Een kleine groep mensen of één persoon (leden van een sportvereniging of een kaart naar je oma).
Je past consequent (in)formeel taalgebruik toe dat past binnen de situatie.

Slide 12 - Tekstslide

Woordgebruik en woordenschat
  • Je gebruikt woorden in de goede betekenis
  • Je gebruikt de juiste lidwoorden (de / het) bij woorden
  • Je gebruikt de goede voorzetsels in je zinnen
  • Je wisselt af in je woordkeuze

Tips:
  • Gebruik alleen woorden waar je de betekenis van kent!
  • Maak gebruik van de woorden die in de examenopdracht staan.

Slide 13 - Tekstslide

Spelling, interpunctie, grammatica
Tips:
  1. Let op het gebruik van hoofdletters aan het begin van een zin, bij namen, bij plaatsen en talen. 

  2. In het Nederlands schrijf je samenstellingen aan elkaar.

  3. Controleer in je tekst alle werkwoorden die eindigen op een 't' of een 'd':
    Vervang deze werkwoorden eventueel door 'smurfen' of 'lopen', zodat je goed kunt horen op welke letter het werkwoord moet eindigen.

Slide 14 - Tekstslide

Leesbaarheid
  • Je geeft een heldere structuur aan tekst (titel, kopjes, witregels, marges, paragrafen). 
  • Je stemt de lay-out (=opmaak) af op doel en publiek.

Slide 15 - Tekstslide

Tips voor een goede tekst
1. LEES ALTIJD JE EIGEN TEKST NA!
2. Hoofdletters en punten.
3. Maak de zinnen niet te lang.
4. Verbind de zinnen met elkaar.
5. Maak gebruik van alinea's (dus niet 1 grote lap tekst).
6. Pas toe wat je in de lessen geleerd hebt (doel, taalgebruik, opbouw, enz).

Slide 16 - Tekstslide

Theorie

Slide 17 - Tekstslide

Een artikel schrijven
Vaak moet je tijdens het schrijfexamen een artikel schrijven. Een artikel bestaat uit een inleiding, een middenstuk en een slot. 

Let op! Een artikel begint altijd met een titel!

Slide 18 - Tekstslide

Tekst schrijven
  • Opbouw van een 'goede' tekst
  • Inleiding, middenstuk (kern), slot

Slide 19 - Tekstslide

Tekst schrijven - inleiding
  • Trek de aandacht van de lezer.
  • Kondig het onderwerp aan.
  • Vertel eventueel wat je in de tekst gaat behandelen.
  • Geef je eventuele standpunt.

De inleiding vormt een aparte alinea.

Slide 20 - Tekstslide

Tekst schrijven - kern
  • Inleiding geschreven? Nu volgt het middenstuk
  • Je hebt info verzameld & deelvragen bij bedacht (wat moet lezer weten?)
  • Deelvragen uitwerken tot hele alinea's
  • Onderwerp wordt van verschillende kanten bekeken
  • Plaats witregels tussen de alinea's en passende tussenkopjes in tekst

Slide 21 - Tekstslide

Tekst schrijven - slot
  • Middenstuk geschreven? Nu volgt het slot
  • Komt terug op (vraag uit) inleiding en geeft bv. conclusie, advies
  • Herhaalt vaak het belangrijkste uit tekst.
  • Je geeft geen nieuwe informatie meer. 
  • Het slot vormt een aparte alinea.

Slide 22 - Tekstslide

Uitleg: een zakelijke brief/e-mail
  • Je schrijft een zakelijke brief als je een boodschap aan een persoon of instantie moet overbrengen. 
  • Met een zakelijke brief kun je bijvoorbeeld informatie vragen of geven, een klacht uiten of een verzoek doen. 
  • De toon van een zakelijke brief is formeel. 
  • Je verstuurt een zakelijke brief per e-mail of per post.

Slide 23 - Tekstslide

E-mail
Je schrijft de informatie bondig op. Je geeft dan de informatie en toelichting die nodig is om je doel te bereiken, maar je weidt niet onnodig uit.

Slide 24 - Tekstslide

Per post

Slide 25 - Tekstslide

Advertentie
doel = overtuigen

Titel
Advertentietekst
Contactgegevens
Foto's

Slide 26 - Tekstslide

Oefenen

In jullie map met examenmateriaal staan een schrijftoetsen 3F klaar.

Succes!

Slide 27 - Tekstslide