002 español 2021

Wat weet je nog?
Begroeten & afscheid nemen ? 
Tellen van 1 - 10 ? Tellen van 11 - 20 ?
Vragen stellen ? Antwoorden geven ?

Had je een planning gemaakt? 
Hoeveel minuten per dag? 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat weet je nog?
Begroeten & afscheid nemen ? 
Tellen van 1 - 10 ? Tellen van 11 - 20 ?
Vragen stellen ? Antwoorden geven ?

Had je een planning gemaakt? 
Hoeveel minuten per dag? 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Woordenschat uitbreiden door eerst te letten op 
woorden die je (her)kent. 

Mannelijke en vrouwelijke woorden herkennen & gebruiken. 

Persoonlijke voornaamwoorden
De werkwoorden ZIJN (SER) en HEBBEN (TENER) vervoegen.

Slide 2 - Tekstslide

woorden herkennen
Soms lijken Spaanse woorden op woorden die je al kent 
uit een andere taal, 
bijvoorbeeld Engels of Nederlands. 

Let altijd eerst op woorden die je (her)kent. 
Kijk daarna pas naar woorden die je niet (her)kent. 

Slide 3 - Tekstslide

español
un adulto
un animal
un dentista
un diccionario
un jardín
un palacio
una bicicleta
una confirmación
una oficina
cancelar
English
an  adult
an  animal
a  dentist
a  dictionary
a  garden
a  palace
bicycle
confirmation
an  office
to cancel

Slide 4 - Tekstslide

español
el  bar
el  hotel
el  tren
el  autobús
el  restaurante
la  información
la  estación
la  escuela
reservar
España

Nederlands
de  bar 
het  hotel
de  trein
de  bus
het  restaurant
de  informatie
het  station
de  school
reserveren
Spanje

Slide 5 - Tekstslide

página 14
el   mar
la   playa
la   oficina de turismo
el   mapa
el   tren
el   avión
la   bicicleta
la   maleta
la   tienda
el   sol
el   sombrero

Slide 6 - Tekstslide

MANNELIJK
Bijna alle zelfstandige naamwoorden die op een -o eindigen zijn 
mannelijk.

Maar ook woorden die op -or eindigen.
VROUWELIJK
Bijna alle zelfstandige naamwoorden die op een -a eindigen zijn 
vrouwelijk. 

Maar ook woorden die op -ión of -dad eindigen. 

Slide 7 - Tekstslide

mannelijke woorden
el  chico
el  amigo
el  hermano
el  profesor


el  padre
el  queso
vrouwelijke woorden
la  chica
la  amiga
la  hermana
la  profesora
la  información
la  universidad
la  madre
la  pasta 

Slide 8 - Tekstslide

het woordenboek
A
el adulto
B
el animal
C
el dentista
D
el diccionario

Slide 9 - Quizvraag

een bevestiging
A
un jardín
B
un palacio
C
reservar
D
una confirmación

Slide 10 - Quizvraag

het kantoor
A
la escuela
B
la oficina
C
la estación
D
el restaurante

Slide 11 - Quizvraag

het vliegtuig
A
la bicicleta
B
el avión
C
el tren
D
el autobús

Slide 12 - Quizvraag

de moeder
A
el hermano
B
el padre
C
la madre
D
la hermana

Slide 13 - Quizvraag

de lerares
A
el actor
B
el profesor
C
la actriz
D
la profesora

Slide 14 - Quizvraag

de zon
A
el mar
B
el tren
C
el sol
D
el mapa

Slide 15 - Quizvraag

de tent
A
la playa
B
la tienda
C
la maleta
D
el sombrero

Slide 16 - Quizvraag

de vrienden
A
los profesores
B
las amigas
C
los amigos
D
las profesoras

Slide 17 - Quizvraag

de zussen
A
las chicas
B
las hermanas
C
los chicos
D
los hermanos

Slide 18 - Quizvraag

ENKELVOUD
el  chico
el  amigo
el  hermano
el  padre
la  chica
la  amiga
la  hermana
la  madre


MEERVOUD
los  chicos
los  amigos
los  hermanos
los  padres
las  chicas
las  amigas
las  hermanas
las  madres

Slide 19 - Tekstslide

ENKELVOUD
el  bar
el  tren
el  hotel
el  profesor

la  emoción
la  universidad
 

MEERVOUD
los  bares
los  trenes
los  hoteles
los  profesores

las  emociones
las  universidades 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

ENKELVOUD
yo
él - ella 

MEERVOUD
nosotros 
vosotros 
ellos 
ENKELVOUD
ik
jij
hij - zij 

MEERVOUD
wij 
jullie 
zij 

Slide 22 - Tekstslide

SINGULAR
yo   soy
tú   eres
él  -  ella    es

PLURAL
nosotros   somos
vosotros   sois
ellos   son
ENKELVOUD
ik ben
jij bent
hij - zij    is

MEERVOUD
wij zijn
jullie zijn
zij zijn

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

SINGULAR
yo   tengo
tú   tienes
él  -  ella    tiene

PLURAL
nosotros   tenemos
vosotros   tenéis
ellos   tienen
ENKELVOUD
ik  heb
jij  hebt
hij - zij   heeft

MEERVOUD
wij  hebben
jullie  hebben
zij  hebben

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Link