Les 9

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

BONJOUR et BIENVENUE!

Bonjour

et 

bienvenue!!

Lundi 07 octobre

Le programme pour aujourd'hui :

- Je kunt het bepaald lidwoord en onbepaald lidwoord;

- Je kunt woordenschat rond zich voorstellen begrijpen en vertalen;

-Je kunt het werkwoord "être" in de tegenwoordige tijd vervoegen.

Objectif numéro 1

- Je kunt het bepaald lidwoord en onbepaald lidwoord;

- Je kunt woordenschat rond zich voorstellen begrijpen en vertalen.

On corrige les devoirs (huiswerk)

• Alle opdrachten in jouw boek, pagina's 26, 27 en 28.
• Exercice 16B
• 1a/ le garçon = de jongen
• 1b/ les garçons = de jongens
• 1c/ la fille = het meisje
• 1d/ les filles = de meisjes

On corrige les devoirs (huiswerk)

• 1e/ un garçon = een jongen
• 1f/ des garçons = jongens
• 1g/ une fille = een meisje
• 1h/ des filles = meisjes
• 2/ Mannelijk :
• le of un

On corrige les devoirs (huiswerk)

• 2/ vrouwelijk:
• la of une
• 3/ meervoud:
• les of des
• 3/ les photos
• un camping
• une piscine

On corrige les devoirs (huiswerk)

• la piscine
• des restaurants
• un restaurant
• une terrasse
• le restaurant
• l'hôtel
• le terrain de foot
• le football

On corrige les devoirs (huiswerk)

• 4/ l'hôtel = le hôtel = klinkerbotsing! bestaat niet = l'hôtel
• 5/ les photos / des restaurants
• les photos = de foto's
• des restaurants = restaurants (geen vertaling van "des")
• Il y a des restaurants dans la rue
• Er zijn restaurants in de straat

On corrige les devoirs (huiswerk)

• Exercice 16C / 1
• le musée
• la terrasse
• l'arbre (klinkerbotsing!)
• l'habitant (klinkerbotsing!)
• les amis

On corrige les devoirs (huiswerk)

• Exercice 16C / 2
• un ami
• une amie
• une passion (ou un hobby)
• un village
• des pays (pays blijft zo in de meervoud, geen extra "s" achter)

On corrige les devoirs (huiswerk)

• Exercice 16D
• 1/ l'école
• 2/ la classe
• 3/ les textes
• 4/ des garçons
• 5/ l'ami
• 6/ des hôtels

On corrige les devoirs (huiswerk)

• 7/ un quartier
• 8/ les maisons
• Exercice 16E 
• 1/ Non, elle est
• 2/ Oui, ils sont
• 3/ Elle est
• 4/ ils sont

On corrige les devoirs (huiswerk)

• 5/ Non, elle est
• 6/ Elles habitent

Objectif numéro 1

Je kunt het werkwoord "être" in de tegenwoordige tijd vervoegen.

Vervoeg het hele werkwoord "être" (je...tu...il/elle/on...nous...vous...ils/elles...)

Vertaal:
De jongens zijn in de klas.

Vertaal: Ik stel je Reda voor.

Vertaal: Où est la maison ?

Vertaal: Waar is het zwembad?

Lesdoelen behaald?

- Je kunt het bepaald lidwoord en onbepaald lidwoord;

- Je kunt woordenschat rond zich voorstellen begrijpen en vertalen;

-Je kunt het werkwoord "être" in de tegenwoordige tijd vervoegen.

Lesdoelen behaald?

😒🙁😐🙂😃