5.5 Zinsdelen

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 5.5 Zinsdelen
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 5.5 Zinsdelen
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands op tafel op bladzijde 192.

Slide 2 - Tekstslide

2. Terugblik
Wat zijn zinsdelen ook alweer?


Verdeel onderstaande zin eens in zinsdelen en onthoud in je hoofd hoeveel zindelen deze zin heeft:
Mijn moeder kookt erg lekker eten. 

Slide 3 - Tekstslide

3. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- Weet je wat zinsdelen zijn
- Kan je aangeven wat de zinsdelen in een zin zijn
- Weet je uit hoeveel zinsdelen een zin bestaat

Slide 4 - Tekstslide

Zinsdelen (1)
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt. 

Maar alleen met het werkwoord leert of ligt heb je geen zin. In een zin schrijf je meer woorden dan alleen het werkwoord. Woorden die samen iets vertellen. Een zin bestaat in elk geval uit twee basisdelen...

een deel dat ‘zegt’ wat er gebeurt (= werkwoordelijk gezegde).
een deel dat ‘zegt’ wie dit doet (= onderwerp).

Slide 5 - Tekstslide

Zinsdelen (2)
-een deel dat ‘zegt’ wat er gebeurt (= werkwoordelijk gezegde).
-een deel dat ‘zegt’ wie dit doet (= onderwerp).

voorbeeld:
Ruben leert.                            De hond ligt.
Je weet nu wie leert: Ruben.       Je weet nu wat ligt: de hond.

B De hond ligt
Je weet wat ligt: de hond.

Slide 6 - Tekstslide

Zinsdelen (3)
Je kunt de vorige zin nog langer maken door er stukjes aan toe te voegen.
Ruben leert.      Wordt bijvoorbeeld  >  Ruben leert zijn Engelse woordjes.

Je bouwt met stukjes informatie een zin. De zin wordt steeds langer. 
Je noemt deze stukjes zinsdelen.

Een zinsdeel kan uit één woord bestaan. 
Vaak telt een zinsdeel meer woorden.


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
De jonge held | kreeg | een onderscheiding.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Koala's | eten | geen | vlees.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Over | een paar jaar | heeft | iedereen | een smartwatch.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig de volgende opdrachten:
Opdracht 9 en 10 op blz 192

Ben je klaar.
Dan kijk je je werk na.
Zit je thuis, dan stuur je mij de foto's van het gemaakte werk
timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Leg in je eigen woorden uit wat zinsdelen zijn.


Huiswerk:
Groep A: donderdag 22 april          Groep B: Vrijdag 16 april
                   Blok 5 opdr 9 en 10                               Blok 5 opdr 9 en 10

Slide 13 - Tekstslide