Dorpskrant les 4: verwijzingen


Nederlands - Periode 3 - 2019-2020

De Dorpskrant - Les 4
Creatief schrijven & Spelling
VG2
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Nederlands - Periode 3 - 2019-2020

De Dorpskrant - Les 4
Creatief schrijven & Spelling
VG2

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les heb je geleerd...

... hoe je het meervoud maakt van een zelfstandig naamwoord.

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze les ...

... weet je hoe je verwijzingen moet schrijven (alle/allen, beide/beiden).

(Waarom ook alweer? In de dorpskrant verwerk je 4 verwijzingen naar keuze. Zie criteria specifieke spellingsregels in les 1.)

Slide 3 - Tekstslide

Meervouds-n bij verwijzingen

Met of zonder –n?
Beide(n), enkele(n), sommige(n), alle(n), vele(n), andere(n)

2 categorieën:
1. Verwijzingen naar personen (2 uitzonderingen)
2. Verwijzingen naar dieren en dingen

Slide 4 - Tekstslide

Meervouds-n bij verwijzingen naar personen

Heeft het woord betrekking op personen?
Dan verwijs je met –n.

Velen deden mee aan het sporttoernooi.
Anderen hadden geen zin om mee te doen.
Enkelen hadden zich ziekgemeld.
Sommigen kwamen gewoon niet opdagen.

Slide 5 - Tekstslide

Meervouds-n bij verwijzingen naar personen

Uitzondering 1
Waarom alleen een –e als het toch over personen gaat?

Staat het znw achter de verwijzing? Dan verwijs je zonder –n.

Vele leerlingen deden mee aan het sporttoernooi. Andere leerlingen hadden geen zin om mee te doen.

Slide 6 - Tekstslide

Meervouds-n bij verwijzingen naar personen
Uitzondering 2
Waarom alleen een –e als het toch over personen gaat?

Kun je het znw denkbeeldig invullen omdat het eerder in de zin of in de zin ervoor is gebruikt? Dan verwijs je zonder –n.

Enkele leerlingen hadden zich ziekgemeld. Sommige kwamen gewoon niet opdagen.

Slide 7 - Tekstslide

Meervouds-n bij verwijzingen naar dieren/dingen

Heeft het woord betrekking op dieren en dingen?
Dan verwijs je zonder –n

De cadeautjes zijn alle uitgedeeld.
De stoel en de kruk zijn beide nat.
Sommige van de bomen zijn al groot.
Deze winkels gaan alle verhuizen.

Slide 8 - Tekstslide

Meervouds-n bij verwijzing
A. Sommige van de bomen zijn al groot.
B. Sommigen van de bomen zijn al groot.

Welke zin is juist? Waarom?

Slide 9 - Tekstslide

Meervouds-n bij verwijzing
A. Sommige van de bomen zijn al groot.
B. Sommigen van de bomen zijn al groot.

Welke zin is juist? Waarom? Er wordt verwezen naar een ding.

Slide 10 - Tekstslide

Meervouds-n bij verwijzing
A. In de pauze dronken sommigen een kopje thee.
B. In de pauze dronken sommige een kopje thee.

Welke zin is juist? Waarom?

Slide 11 - Tekstslide

Meervouds-n bij verwijzing
A. In de pauze dronken sommigen een kopje thee.
B. In de pauze dronken sommige een kopje thee.

Welke zin is juist? Waarom? Er wordt verwezen naar personen.

Slide 12 - Tekstslide

Staat er een znw achter?
Nee
Heeft het woord
betrekking op personen?
Nee
Schrijf geen -n
Ja
Schrijf geen -n
Ja
Schrijf wel -n

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak de opdrachten op de volgende slides.

Slide 14 - Tekstslide

Enige/Enigen weken geleden hebben vandalen alle/allen ruiten van de dierenwinkel ingegooid.
A
enige
B
enigen
C
alle
D
allen

Slide 15 - Quizvraag

De meeste/meesten van ons waren goed voorbereid op het survivalweekend.
A
meeste
B
meesten

Slide 16 - Quizvraag

In het weekend maken vele/velen een uitstapje; sommige/sommigen echter blijven liever thuis.
A
vele
B
velen
C
sommige
D
sommigen

Slide 17 - Quizvraag

Mijn ouders waren de enige/enigen die niet op de ouderavond konden komen.
A
enige
B
enigen

Slide 18 - Quizvraag

Stanley nodigde beide/beiden meisjes uit op het tuinfeest van zijn broer.
A
beide
B
beiden

Slide 19 - Quizvraag

Slechts weinige/weinigen kunnen zich zo’n dure auto veroorloven als een Porsche.
A
weinige
B
weinigen

Slide 20 - Quizvraag

Sommige/sommigen wetenschappers menen dat klonen geen kwaad kan, andere/anderen hebben daar zo hun twijfels over.
A
sommige
B
sommigen
C
andere
D
anderen

Slide 21 - Quizvraag

De jongens hebben beide/beiden enkele/enkelen euro’s gevonden op straat.
A
beide
B
beiden
C
enkele
D
enkelen

Slide 22 - Quizvraag

Van de vele/velen voorbijgangers weigerden de meeste/meesten om de flyer aan te nemen.
A
vele
B
velen
C
meeste
D
meesten

Slide 23 - Quizvraag

Enkele/enkelen toeristen kochten klompen, andere/anderen gaven de voorkeur aan houten tulpen.
A
enkele
B
enkelen
C
andere
D
anderen

Slide 24 - Quizvraag

Terwijl de eerste/eersten al over de finishlijn schaatsten, moesten de laatste/laatsten nog starten
A
eerste
B
eersten
C
laatste
D
laatsten

Slide 25 - Quizvraag

Omdat sommige/sommigen reizigers hun tas op een stoel hadden gezet, konden andere/anderen niet zitten
A
sommige
B
sommigen
C
andere
D
anderen

Slide 26 - Quizvraag

Zeeschildpadden en neushoorns zijn ernstig bedreigd, maar de laatste/laatsten worden steeds beter beschermd.
A
laatste
B
laatsten

Slide 27 - Quizvraag

Er waren honderd deelnemers. Alle/allen finishten binnen de tijd.

(regel: blz. 141 in Op Niveau, onderaan!)
A
alle
B
allen

Slide 28 - Quizvraag

Van alle stiften in de bal zijn er verscheidene/verscheidenen uitgedroogd.
A
verscheidene
B
verscheidenen

Slide 29 - Quizvraag

De springbok hoort bij de snelste/snelsten op het land.
A
snelste
B
snelsten

Slide 30 - Quizvraag

Hoewel de meeste/meesten er geen zin in hadden, gingen uiteindelijk alle leerlingen aan de slag.
A
meeste
B
meesten

Slide 31 - Quizvraag

Nederlanders zijn gemiddeld de langste/langsten ter wereld.
A
langste
B
langsten

Slide 32 - Quizvraag

In sommige zinnen heeft het verwijswoord betrekking op een zaak/ding én een persoon. Bijvoorbeeld: De fotograaf en zijn camera vielen beide/beiden in het water.
1. Welke schrijfwijze zou jij kiezen in dit geval, beide of beiden?
2. Herschrijf de zin, zodat je het spellingsprobleem omzeilt.
3. Zoek op internet naar spellingsadvies in dit soort gevallen. Vergelijk de adviezen van minimaal twee websites (bijv. Taalunie, Onze Taal).

Slide 33 - Open vraag

Lesdoel behaald?

Ik kan de juiste regels toepassen bij het schrijven van een meervouds-n bij verwijzingen.
A
Ja
B
Nee

Slide 34 - Quizvraag