7.5 F-hoeken en Z-hoeken

Deze les leer je:
  • Wat F-hoeken zijn. 
  • Hoe je rekent met F-hoeken.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Deze les leer je:
  • Wat F-hoeken zijn. 
  • Hoe je rekent met F-hoeken.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat is een F-hoek
In een F-hoek zijn twee lijnen evenwijdig en het lijkt op 
de letter F.




De hoeken waar hetzelfde figuurtje bij staat zijn even groot.

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld
In de afbeelding hiernaast zal ik, 
in de volgende dia's, een aantal 
F-hoeken
aangeven. 

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld 1
Met rood heb ik een F-hoek 
aangegeven. Dit betekent dat 
hoek S2 even groot is als 
hoek P3. Dus:

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Met rood heb ik een F-hoek
aangegeven. Dit betekent dat
hoek P2 even groot is als
hoek Q2. Dus:

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld 3
Met rood heb ik een F-hoek
aangegeven. Dit betekent dat
hoek R2 even groot is als
hoek S1. Dus:

Slide 7 - Tekstslide


Welke hoek is even groot als ? =
Let op!! 2antwoorden
E2
A
E1
B
D2
C
F1
D
A

Slide 8 - Quizvraag


Welke hoek is even groot als ?
E1
A
E2
B
D2
C
F2
D
B

Slide 9 - Quizvraag

Hoe groot is hoek A?Gebruik F-hoeken

Slide 10 - Open vraag

Hoe groot is hoek A?

Slide 11 - Tekstslide

Hoe groot is hoek E1?

Slide 12 - Open vraag

Hoe groot is hoek E1?

Slide 13 - Tekstslide

Vragen over F en Z-hoeken?

Slide 14 - Woordweb

Deze les leer je:

  • Wat Z-hoeken zijn.

  • Hoe je rekent met Z-hoeken.

Slide 15 - Tekstslide

0

Slide 16 - Video

Wat is een Z-hoek?
In een Z-figuur zijn twee lijnen evenwijdig en het lijkt op de letter Z.




De binnenste hoeken zijn even groot.



Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld
In de afbeelding hiernaast zal ik, in de volgende dia's, een aantal Z-hoeken 
aangeven. 

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld
Met rood heb ik een Z-hoek aangegeven. Dit betekent dat hoek S2 en R1 even groot zijn. Dus:

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld
Nu heb ik met rood een andere Z-hoek aangegeven.
Dit betekent dat hoek R2 en Q2 even groot zijn.

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeld
Nog een voorbeeld.
Hier is hoek S3 even groot als hoek R2.

Slide 21 - Tekstslide

Als ik naar dit figuur kijk dan zie ik al gelijk een Z-hoek!
Deze kan ik alleen nog niet gebruiken want ik weet niet hoe groot hoek D2 of B1 is.

Slide 22 - Tekstslide

Ik kan wel hoek A2  berekenen.
Dus stap 1 is:

Slide 23 - Tekstslide

Nu we hoek A2 weten kunnen we hoek B1 met hoekensom driehoek bereken. 
Dus stap 2 is:

Slide 24 - Tekstslide

Nu kan ik de Z-hoek gebruiken want ik weet hoek B1!
Dus stap 3 is

Slide 25 - Tekstslide

Nu de laatste stap. Ik kan hoek B2 gaan berekenen met hoekensom driehoek
Dus stap 4 is

Slide 26 - Tekstslide

Even controleren. Je heb nu de volgende berekening bij opgave 56 staan.

Slide 27 - Tekstslide

Z-hoeken.
Welke hoek is even
groot als F ?
1
A
F2
B
E2
C
E1
D
D2

Slide 28 - Quizvraag

Z-hoeken.
Welke hoek is even
groot als ?
B1
A
F2
B
E2
C
E1
D
D2

Slide 29 - Quizvraag

Hoe groot is hoek Q3?

Slide 30 - Open vraag

Hoe groot is hoek Q3?

Slide 31 - Tekstslide

Hoe groot is hoek D4?

Slide 32 - Open vraag

Hoe groot is hoek D4?

Slide 33 - Tekstslide