Boekanalyse 4M

Wat levert het lezen van
leesboeken je op?
1 / 28
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Wat levert het lezen van
leesboeken je op?

Slide 1 - Open vraag

In 4TL hebben jullie een recensie geschreven.
Welke aandachtspunten heb je vermeld in je recensies?

Slide 2 - Woordweb

Boekentips Young Adult

- Een weeffout in onze sterren (John Green)

- Ik geef je de zon (Jandy Nelson)

- Tsjik (tip voor jongens) (Wolfgang Herrndorf)

- De boekendief (Markus Zusak)

- Honderd uur nacht (Anna Woltz)

- Wij leugenaars (E. lockhart)

- Hex (Thomas Olde Heuvelt)



Slide 3 - Tekstslide

Boekentips volwassenliteratuur

- De macht van meneer Miller (Charles den Tex)

- Cel (Charles den Tex)

- De jongen in de gestreepte pyjama (John Boyne)

- De jongen op de berg (John Boyne)

- Lieveling (Kim van Kooten)

- Thrillers van Saskia Noort, Esther Verhoef

- IV (Arjen Lubach)



Slide 4 - Tekstslide

Voordat je gaat lezen:
Zorg dat je tijdens het lezen Post-It's bij de hand hebt, zodat je punten voor je boekopdrachten snel kunt terugvinden.

Slide 5 - Tekstslide

Fictie (verzonnen)
-sprookjes
-romans (meerdere verhaallijnen, personages maken een ontwikkeling door)
-verhalen (simpeler en korter dan een roman)
-legendes (een traditioneel verhaal over een heilige, vaak aangevuld met allerlei verzonnen elementen, bijvoorbeeld het Monster van Loch Ness)

Slide 6 - Tekstslide

Genre (soort boek)

Wat is het genre van het boek?


Voorbeelden van genres zijn: fantasieverhalen, griezelverhalen, oorlogsverhalen, historische verhalen, andere culturen, hier en nu verhalen, humoristische verhalen, spanning en avontuur, sf, thriller et cetera...

Slide 7 - Tekstslide

Thema
Het thema is hoe je tegen het onderwerp aankijkt in één zin.
Bijvoorbeeld:
 Jezelf weten te vinden
Breken met het onbekende
Liefde door weer en wind (Sonny Boy)

Een thema gaat dieper dan een onderwerp.

In een verhaal kunnen meerdere thema's voorkomen.

Slide 8 - Tekstslide

 Tijd

Chronologische of niet-chronologische volgorde.

Verhalen die in volgorde van tijd worden verteld, verlopen chronologisch.

Slide 9 - Tekstslide

Terugverwijzing

Een terugverwijzing in een boek wijst met een kort zinnetje terug naar iets wat in het verleden gebeurd is. Bijvoorbeeld:

'Hij dacht terug aan die ochtend waarin hij haar nog in zijn armen had gehouden.'

Een terugverwijzing is korter dan een flashback. Bij een flashback spring je voor een langere periode terug in de tijd.

Slide 10 - Tekstslide

Vooruitwijzing
Hierbij kijkt een personage vooruit in de tijd. Een aanwijzing dat er iets gaat gebeuren, vaak zonder dat je weet wat er gaat geburen. Als zo'n vooruitwijzing een langere periode beschrijft, dan noemen we dat een flashforward. Sommige boeken beginnen met een flashforward en beginnen vervolgens bij het begin van het verhaal. Dit doet de schrijver om spanning op te roepen.

Slide 11 - Tekstslide

Als er veel flasbacks en flashforwards voorkomen in het boek, dan verloopt de tijd niet-chronologisch.

Slide 12 - Tekstslide

Vertelde tijd/Verteltijd

Vertelde tijd: De tijd die een schrijver beschrijft. Dit kan een dag, een week, een maand, een jaar of zelfs vele jaren zijn.

Bijvoorbeeld: Sonny Boy (rond 1920- eindigt na de bevrijding)


Verteltijd: Hoeveel bladzijdes heeft het boek. Het is eigenlijk de tijd die jij nodig hebt om het verhaal hardop voor te lezen.




Slide 13 - Tekstslide

Plaats/ruimte
Waar speelt het verhaal zich af?
Bijvoorbeeld Sonny Boy:
Suriname
Den Haag
Scheveningen
Concentratiekampen
Gevangenis

Slide 14 - Tekstslide

Personages

Karakter: Het  innerlijk van een persoon

Uiterlijk: hoe iemand eruit ziet. Bijvoorbeeld: lang, slank, bruine ogen.


Hoofdpersonen: karakter en uiterlijk

Bijpersonen: karakter en uiterlijk


Karakterontwikkeling. In een roman verandert de hoofpersoon van karakter. 

In volwassen literatuur vaak veel personages.

Slide 15 - Tekstslide

Perspectief

Ik-perspectief. Je leert de hoofdpersoon kennen door wat de hoofdpersoon over zichzelf vertelt. 

Hij/zij- perspectief. Het gaat niet steeds over IK. Je leert de hoofdpersoon kennen door wat anderen in het boek over de hoofdpersoon vertellen en wat de schrijver over de hoofdpersoon vertelt.

Alwetende verteller (weet alles over iedereen)

Wisselend perspectief (verschillende perspectieven)

Bij boeken ligt het perspectief vaak bij één personage.

Slide 16 - Tekstslide

Door wiens ogen zie je het verhaal van Jekyll and Mr. Hyde?

Slide 17 - Open vraag

Waarom een bepaald perspectief?
Waarom gebruikt een schrijver een bepaald perspectief? Is het om de lezer in verwarring te brengen, om de emoties beter voelbaar te maken, om spanning te creëren? Dat moet je je altijd afvragen. Dus niet alleen: welk perspectief, maar ook: waarom juist dit perspectief? Vraag je dit ook af bij onderstaand filmfragment (uit Kill Bill).

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Boek beoordelen/recensie
Je geeft je mening
Argumenten
Beoordelingswoorden

Slide 20 - Tekstslide

Noem verschillende beoordelingswoorden over wat een verhaal met je doet.

Slide 21 - Woordweb

Verhaaleinde
Een boek kan op drie manieren eindigen: 
  • Gesloten einde: het verhaal is afgerond 
  • Open einde: het verhaal is niet afgerond en het verhaal kan verder gaan Je weet niet hoe het verhaal afloopt. 
  • Epiloog: Apart hoofdstuk, sluit vaak aan bij een proloog. 
Het is een terugblik op gebeurtenissen, vanuit een andere tijd of persoon

Slide 22 - Tekstslide


Veel succes!

Slide 23 - Tekstslide

De padlet van Merel kan je helpen bij het uitzoeken van een boek!

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video


Welke van deze twee boeken zou je kiezen?
A
Latino King
B
Een weeffout in de sterren
C
Allebei
D
Allebei niet

Slide 27 - Quizvraag

Extra Opdracht
Lees uit de verzameling 'vrij lezen' enkele fragmenten.

Vanuit welke perspectieven zijn deze fragmenten beschreven?

Slide 28 - Tekstslide