In deze les zitten 35 slides, met tekstslides en 5 videos.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Boekanalyse
Slide 1 - Tekstslide
Kies een boek!
Criteria:
- Volwassenenliteratuur
- Young Adult
- Kies een boek waarvan je denkt dat je het leuk gaat vinden.
Slide 2 - Tekstslide
Boekentips Young Adult
- Een weeffout in onze sterren (John Green)
- Ik geef je de zon (Jandy Nelson)
- Tsjik (tip voor jongens) (Wolfgang Herrndorf)
- De boekendief (Markus Zusak)
- Honderd uur nacht (Anna Woltz)
- Wij leugenaars (E. lockhart)
- Hex (Thomas Olde Heuvelt)
Slide 3 - Tekstslide
Boekentips Volwassenliteratuur
- De macht van meneer Miller (Charles den Tex)
- Cel (Charles den Tex)
- De jongen in de gestreepte pyjama (John Boyne)
- De jongen op de berg (John Boyne)
- Lieveling (Kim van Kooten)
- Thrillers van Saskia Noort, Esther Verhoef
- IV (Arjen Lubach)
Slide 4 - Tekstslide
Voordat je gaat lezen:
- Zorg dat je tijdens het lezen Post-It's bij de hand hebt, zodat je pagina's en citaten snel terug kunt vinden
Slide 5 - Tekstslide
Tijd
Chronologische of niet-chronologische volgorde
Verhalen die in volgorde van tijd worden verteld, verlopen chronologisch.
Slide 6 - Tekstslide
Terugverwijzing
Een terugverwijzing in een boek wijst met een kort zinnetje terug naar iets wat in het verleden gebeurd is. Bijvoorbeeld:
'Hij dacht terug aan die ochtend waarin hij haar nog in zijn armen had gehouden.'
Een terugverwijzing is korter dan een flashback. Bij een flashback spring je voor een langere periode terug in de tijd.
Slide 7 - Tekstslide
Vooruitwijzing
Hierbij kijkt een personage vooruit in de tijd. Hij of zij denkt na over iets wat zou kunnen gebeuren. Als zo'n vooruitwijzing een langere periode beschrijft, dan noemen we dat een flashforward. Sommige boeken beginnen met een flashforward en beginnen vervolgens bij het begin van het verhaal. Dit doet de schrijver om spanning op te roepen.
Slide 8 - Tekstslide
Als er veel flasbacks en flashforwards voorkomen in het boek, dan verloopt de tijd niet-chronologisch.
Slide 9 - Tekstslide
Tijdsprongen
Gebeurtenissen die onbelangrijk zijn voor het verhaal worden in een boek weggelaten. Soms eindigt een hoofdstuk op school en begint het volgende hoofdstuk op een andere plek. De tijd daartussen wordt niet beschreven. Dit noemen we een tijdsprong. Er zitten ALTIJD tijdsprongen in een boek.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Vraag bij clip 'The scientist' van Coldplay:
Wat is er bijzonder aan de chronologie van deze videoclip?
Slide 12 - Tekstslide
Vertelde tijd/Verteltijd
Vertelde tijd: De tijd die een schrijver beschrijft. Dit kan een dag, een week, een maand, een jaar of zelfs vele jaren zijn.
Verteltijd: Hoeveel bladzijdes heeft het boek. Het is eigenlijk de tijd die jij nodig hebt om het verhaal hardop voor te lezen.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Vragen bij fragment:
In welke tijd speelt dit verhaal zich af? Hoeveel tijd vergaat er, met andere woorden wat is de vertelde tijd? Hoe zie je de verandering van tijd?
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Wat weet je al over de tijdslijn van deze romans alleen al door naar de inhoudsopgave te kijken?
Slide 17 - Tekstslide
Ruimte
In welke ruimte(s) speelt het verhaal zich vooral af? Het gaat hierbij om ruimtes die van belang zijn voor het verhaal.
Wat heeft de ruimte te maken met het thema van het verhaal?
Slide 18 - Tekstslide
Handeling
Verklaar de titel van het boek.
Vat het boek samen in maximaal vier of vijf zinnen.
Wat is het thema van het boek?
Slide 19 - Tekstslide
Thema
Wat is het thema van het boek?
Voorbeelden van thema's zijn: verraad, vriendschap, mishandeling, verlies, ziekte enz.
In hoeverre sluiten de gekozen ruimtes van de schrijver aan bij het thema?
Slide 20 - Tekstslide
Kijk naar het volgende filmpje. Wat is volgens jou het thema van dit verhaal?
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
Motorisch moment
Wanneer begint het verhaal echt te lopen?
Door welke gebeurtenis worden alle andere gebeurtenissen op gang gebracht?
Slide 23 - Tekstslide
Einde
Beschrijf het einde van het boek. Hoe loopt het verhaal af? Is het een open of een gesloten einde?
Vind je het een goed einde of juist niet? Leg uit!
Slide 24 - Tekstslide
Personages
Hoofdpersonen: karakter en uiterlijk
Bijpersonen: karakter en uiterlijk
Slide 25 - Tekstslide
Perspectief
Ik-verteller (ik)
Personale verteller (hij/zij)
Auctoriale/alwetende verteller (weet alles over iedereen)
Extra uitleg: https://boekenblog.wordpress.com/2016/02/07/belangrijke-begrippen-verteller-en-perspectief/
Slide 26 - Tekstslide
Kijk naar het onderstaande filmpje. Het is Dr. Jekyll and Mr. Hyde uit 1931. Door wiens ogen zie je dit verhaal?
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
Waarom gebruikt een schrijver een bepaald perspectief? Is het om de lezer in verwarring te brengen, om de emoties beter voelbaar te maken, om spanning te creëren? Dat moet je je altijd afvragen. Dus niet alleen: welk perspectief, maar ook: waarom juist dit perspectief? Vraag je dit ook af bij onderstaand filmfragment (uit Kill Bill).
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Video
Onderbouw je antwoorden!
Zorg dat je je antwoorden altijd onderbouwt met een goede uitleg. Zonder onderbouwing minder of geen punten voor de vraag.
Slide 31 - Tekstslide
Hoe citeer je?
Je neemt de stukjes die je wilt citeren letterlijk over uit het boek. Je noteert het bladzijdenummer achter het citaat.
Slide 32 - Tekstslide
Let op!
Als je niet citeert, maar slechts verwijst naar bladzijdes in het boek, is je antwoord fout en mis je punten!
Slide 33 - Tekstslide
Waar vind ik de theorie?
In de Jaarbijlagen van SOM vind je in de map 'Extra uitleg' een document met daarin de theorie die je moet kennen voor de toets. Ook gaan we nog oefenen in de les met de verschillende onderdelen. Hopelijk kan dat gewoon weer op school na 19 januari.
De link naar deze LessonUp-les vind je ook in de Jaarbijlagen in SOM.