NN7 - Taal §1 - Standaardnederlands - 3H
1 / 15
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wordt in de plaats waar jij woont
naast Nederlands een dialect
gesproken? Zo ja, welk dialect
is dat?
naast Nederlands een dialect
gesproken? Zo ja, welk dialect
is dat?
Slide 3 - Woordweb
Spreek jij dat dialect of ken je iemand
die dat dialect spreekt? Zo ja, wie?
die dat dialect spreekt? Zo ja, wie?
Slide 4 - Woordweb
Noteer een woord of zin in het dialect
van jouw woonplaats of een ander
Nederlands dialect en de
betekenis daarvan.
van jouw woonplaats of een ander
Nederlands dialect en de
betekenis daarvan.
Slide 5 - Woordweb
Lees de woorden a tot en met e in dialect/streektaal en de betekenissen. Maak de juiste combinaties.
hotel
advocaat
stofzuiger
aardappelen
vaatdoek
a blievingshoes (Limburgs)
b geliekproater (Gronings)
c huulbessem (Nedersaksisch)
d petoaten (Zeeuws)
e skottelslet (Brabants)
Slide 6 - Sleepvraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Leg in eigen woorden uit waarom de term ‘ABN’ is vervangen door ‘Standaardnederlands’
Slide 9 - Open vraag
Leg in eigen woorden de overeenkomst en het verschil uit tussen enerzijds Fries en anderzijds Nedersaksisch en Limburgs.
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Link
De mevrouw in de roze jas en Wim Daniëls spreken allebei in Brabants dialect. Wie van hen kunnen jullie het best verstaan?
Slide 13 - Open vraag
De onderzoekster (aan tafel bij de presentator) licht het sleutelwoord van Wim Daniëls toe over de oorzaak van het verdwijnen van het Brabants dialect. Beschrijf in enkele zinnen wat dat sleutelwoord is en wat ermee bedoeld wordt.
