2 vbp Kapitel 3 naamvallen Grammatik A, B, D und E

Alles klar? 
Los geht's!
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Alles klar? 
Los geht's!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Grammatik A
zinnen ontleden 
1e, 3e en 4e naamval
onderwerp, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp

Slide 3 - Tekstslide

Welk zinsdeel is Hans?
Hans wohnt in einem Haus.

A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 4 - Quizvraag

Welk zinsdeel is meine Schwester?
Ist meine Schwester freundlich?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 5 - Quizvraag

Welk zinsdeel is "eine Jacke".
Ich kaufe eine Jacke.
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 6 - Quizvraag

Welk zinsdeel is "wir"?
Haben wir morgen Mathematik?
A
ondewerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 7 - Quizvraag

Welk zinsdeel is "die Frau"?
Hast du die Frau gesehen?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 8 - Quizvraag

Welk zinsdeel is "ihrem Sohn"?
Sie gibt ihrem Sohn viel Taschengeld.
A
ondwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 9 - Quizvraag

Welk zinsdeel is "einen Umweg"?
Unsere Eltern gehen einen Umweg.
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 10 - Quizvraag

Welk zinsdeel is "eueren Kindern"?
Wir schenken eueren Kindern ein Buch.
A
onderwerp
B
meewerkend voowerp
C
lijdend voorwerp

Slide 11 - Quizvraag

Het onderwerp is de .....
A
1e nv
B
3e nv
C
4e nv

Slide 12 - Quizvraag

Het lijdend voorwerp is de ....
A
1e nv
B
3e nv
C
4 nv

Slide 13 - Quizvraag

Het meewerkend voorwerp is de .....
A
4e nv
B
1e nv
C
3e nv

Slide 14 - Quizvraag

Grammatik B, D, E
Je kan een zin ontleden.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Geef het woord de juiste uitgang!
Mein...... Mutter (v) heißt Inge.

Slide 17 - Open vraag

Geef het woord de juiste uitgang.
Ich sehe kein.... Menschen (mv).

Slide 18 - Open vraag

Geef het woord de juiste uitgang.
Ich habe ein...... Hasen (m).

Slide 19 - Open vraag

Geef het woord de juiste uitgang.
Unser...... Haus (o) ist grün.

Slide 20 - Open vraag

Geef het woord de juiste uitgang.
Ich kenne dein..... Opa (m).

Slide 21 - Open vraag

Geef het woord de juiste uitgang.
Ich bezahle ihr..... Freundin (v) fünf Euro.

Slide 22 - Open vraag

Vul het juiste bepaalde lidwoord in!
........ Mädchen (mv) sind schnell.

Slide 23 - Open vraag

Vul het juiste bepaalde lidwoord in!
Maria und Susi haben ....... Spiel (o) gewonnen.

Slide 24 - Open vraag

Vul het juiste bepaalde lidwoord in!
Ich gebe ........ Mann (m) einen Kuss.

Slide 25 - Open vraag

Vul het juiste bepaalde lidwoord in!
Ich nehme ....... Saft (m).

Slide 26 - Open vraag

Vul het juiste bepaalde lidwoord in!
....... Mutter wünscht ..... Kindern (mv) ..... Beste (o).

Slide 27 - Open vraag

Alles klar!
Nein? Na, dann musst du fleißig üben!

Slide 28 - Tekstslide