Verbo gustar

VERBO GUSTAR
---VERBO GUSTAR---
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

VERBO GUSTAR
---VERBO GUSTAR---

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent gustar?
A
leuk vinden
B
houden van
C
lekker vinden
D
alle drie

Slide 7 - Quizvraag

Me gusta el chocolate

Slide 8 - Tekstslide

Of het gusta of gustan moet zijn, hangt af van:
A
de persoon die iets mooi/leuk/lekker vindt
B
wat het onderwerp van de zin mooi/leuk/lekker vindt

Slide 9 - Quizvraag

Nos gusta el chocolate
Te gustan las motos

Slide 10 - Tekstslide

De woordvolgorde in zinnen met gustar kan:
A
op één manier
B
op twéé manieren

Slide 11 - Quizvraag

Te gusta el chocolate
El chocolate te gusta

Slide 12 - Tekstslide

In een ontkennende zin zet je no:
A
voor "me, te, le"
B
tussen "me, te, le" en gustar

Slide 13 - Quizvraag

No le gusta el chocolate
El chocolate no le gusta

Slide 14 - Tekstslide

LET OP!
Je gebruikt "gustar" in het enkelvoud als er 
een heel werkwoord na het werkwoord "gustar"staat.
- Me gusta ir a las tiendas -

Slide 15 - Tekstslide

EJERCICIO
Koppel de vormen van het werkwoord "gustar" met 
de persoonlijke voornaamwoorden

Slide 16 - Tekstslide

El verbo gustar
Sleep het Spaanse woord naar de Nederlandse vertaling. 
yo
él/ella
le
me
te

Slide 17 - Sleepvraag

EJERCICIO
Koppel de werkwoord "gustar" in meervoud of enkelvoud 
met het onderwerp.

Slide 18 - Tekstslide

El verbo gustar
Sleep het Spaanse woord naar de Nederlandse vertaling. 
escuchar música
el chocolate
los gatos
la pizza
las albóndigas
la guitarra
gustan
gusta
gusta
gustan
gusta
gusta

Slide 19 - Sleepvraag

Tarea
Welke vorm van gustar ontbreekt?

Slide 20 - Tekstslide


Me ____(gustar)____ los hoteles.

Slide 21 - Open vraag


Nos ____(gustar)____ la sandía.

Slide 22 - Open vraag


¿Te ____(gustar)____ ir de compras?

Slide 23 - Open vraag


¿Os ____(gustar)____ la pizza?

Slide 24 - Open vraag


¿Te ____(gustar)____ las canciones románticas?

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Video

Maak een zin met "gustar".
(me-te-le-nos-os-les)

Slide 27 - Open vraag