Natuur, Leven en TechnologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4
In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
MOLECULAIRE GASTRONOMIE
Wetenschap in de keuken
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Je leert over de belangrijkste eigenschappen van
- water
- koolhydraten
- eiwitten
- vetten
Leerdoelen van dit deel
Slide 3 - Tekstslide
Hydrofoob is
A
Wateraantrekkend
B
Waterafstotend
C
Vuilafstotend
D
Vochtinbrengend
Slide 4 - Quizvraag
Een stof is hydrofiel als deze
A
water kan opnemen
B
op kan lossen in water
C
niet op kan lossen in water
D
waterafstotend is
Slide 5 - Quizvraag
Hydros = water
Filos = liefde
Fobos = angst
Hydrofiele stoffen mengen goed met hydrofiele stoffen en lossen goed op in water
Hydrofobe stoffen mengen goed met hydrofobe stoffen en lossen niet goed op in water
Hydrofiel & hydrofoob
Slide 6 - Tekstslide
De negatieve lading van het gemeenschappelijk elektronenpaar zit het dichtst bij het atoom dat het hardst trekt.
Hierdoor is het blauwe atoom ietsje positiever: δ+ lading. Het groene atoom (het O of N atoom) is dan wat negatiever: δ− lading.
Let op: het hele molecuul blijft neutraal!
Gemeenschappelijk elektronenpaar
Slide 7 - Tekstslide
Hoe zit dat met water?
Het zuurstofatoom trekt harder aan het gemeenschappelijke elektronenpaar dat waterstofatoom.
De negatieve lading van het gemeenschappelijk elektronenpaar zit het dichtst bij het atoom dat het hardst trekt.
Het zuurstof atoom is daardoor wat negatiever: δ− lading.
Hierdoor is het waterstofatoom ietsje positiever: δ+ lading.
Let op: het hele molecuul blijft neutraal!
Slide 8 - Tekstslide
De waterstofbrug
Het zuurstof atoom: δ− lading.
Het waterstofatoom: δ+ lading.
- en + trekken elkaar sterk aan
Waterstofbrug
De O of N van een OH of NH groep
wordt aangetrokken door
de H van een OH of NH groep
Slide 9 - Tekstslide
De waterstofbrug in andere moleculen
Waterstofbrug
De O of N van een OH of NH groep wordt aangetrokken door de H van een OH of NH groep
Slide 10 - Tekstslide
Ethanol en water
Het zuurstofatoom (𝜹-) trekt harder aan het gezamenlijke elektronenpaar dan het waterstofatoom (𝜹+)
Deze ladingen trekken elkaar aan en vormen een sterke binding: H-brug
Een waterstofbrug (H-brug)
het H atoom van een −OH of −NH groep gebonden aan het O of N atoom van de −OH of −NH groep van een naburig molecuul.
Een waterstofbrug in oplossing
Slide 11 - Tekstslide
Welke waterstofbrug is goed getekend?
A
a
B
b
C
c
D
d
Slide 12 - Quizvraag
Hydrofiel als: 1 of meer OH- of NH-groepen (voor H-bruggen) en de rest van het molecuul is niet te groot
Niet te groot = max 4 C's voor 1 OH of NH groep
De rest is hydrofoob
Hydrofiel & hydrofoob
Slide 13 - Tekstslide
De koolhydraten worden onderverdeeld in een aantal groepen
Monosachariden: de bouwstenen
Disachariden: 2 bouwstenen aan elkaar
Oligosachariden & Polysachariden: 3 of meer bouwstenen aan elkaar
Koolhydraten
Slide 14 - Tekstslide
Monosachariden zijn de kleinste en meest eenvoudige moleculen onder de koolhydraten.
Glucose Fructose
Monosacchariden
Slide 15 - Tekstslide
Disachariden ontstaan wanneer je 2 monosacharide aan elkaar koppelt
Sacharose (= Sucrose): tafelsuiker
Disachariden
Slide 16 - Tekstslide
Leg uit hoe het komt dat sacharose oplosbaar is in water. Is het ook goed oplosbaar is vet? Leg uit waarom wel of niet?
Slide 17 - Open vraag
Onderscheid maken tussen
lineaire polysachariden: alle monosachariden in één lange keten
vertakte polysachariden: lange ketens van monosachariden, met zijketens van monosachariden.
On onderscheid maken tussen polysachariden die bestaan:
uit slechts één soort monosacharide bestaan: homoglucaan
uit meer dan één soort monosacharide: heteroglucaan.
Is dit dan belangrijk in de keuken?
Polysachariden
Slide 18 - Tekstslide
Zetmeel
Een polysacharide die bestaat uit 1 soort (homoglucaan) monosacharide
Polysacharide: een voorbeeld
Slide 19 - Tekstslide
Polysacharide: een voorbeeld
Zetmeel kan
een product verdikken (mondgevoel) geven.
een soort netwerk vormen, waardoor de structuur van een product langer stabiel blijft (bv pudding die niet in elkaar zakt)
Slide 20 - Tekstslide
Leg uit of de eigenschap van zetmeel om vloeibare producten te verdikken komt door het hechten van water aan het zetmeel of juist door de interactie van de zetmeelmoleculen met elkaar.
Slide 21 - Open vraag
Pasta bestaat vaak uit tarwemeel hoe kan het dat wanneer je pasta kookt dat het zacht wordt?
Slide 22 - Open vraag
abc
Slide 23 - Tekstslide
Op volgorde van grootte:
Aminozuren: de bouwstenen
Peptiden: een paar aminozuren aan elkaar (max 50)
Eiwitten: een groot en complex aminozuurketen
Eiwitten
Slide 24 - Tekstslide
20 aminozuren, waarvan 8 essentieel
Allemaal een eigen R (rest) groep
BINAS tabel 67H1
De R-groep bepaalt of een aminozuur oplosbaar is in water of in olie
Eiwitten
Slide 25 - Tekstslide
De R-groep bepaalt of een aminozuur oplosbaar is in water of in olie. Waarom is dat?
Slide 26 - Open vraag
Primaire structuur: de aminozuursequentie, de keten wordt bij elkaar gehouden door covalente bindingen (peptidebinding)
Secundaire structuur: de lokale vouwing in driedimensionale structuurelementen, zoals de α-helix en de β-sheet (primair H-bruggen)
Tertiaire structuur: de vouwing van het eiwit als geheel. Stabilisatie treedt op door aantrekkingskrachten tussen de zijketens van de ingebouwde aminozuren, zoals hydrofobe interacties, ion-interacties en zwavelbruggen
Eiwit opbouw
Slide 27 - Tekstslide
Welke aminozuren moeten een eiwit bevatten om de volgende binding te kunnen vormen: Waterstofbruggen, zwavelbindingen of ionbindingen
Slide 28 - Open vraag
Veranderen van de structuur van een eiwit:
temperatuur verhogen
pH te verlagen (zuurgraad)
Waterstofbruggen en zwavelbruggen worden dan verbroken, waardoor het opgerolde eiwitmolecuul zich ontvouwt
Een gedenatureerd eiwit neemt meestal een andere ruimtelijke structuur aan nadat de pH of temperatuur weer normaal zijn geworden.
Denatureren van een eiwit
Slide 29 - Tekstslide
Gedenatureerd eiwit
Slide 30 - Tekstslide
Vetten hebben altijd dezelfde opbouw
glycerol als basis
vetzuren: lange koolstofketen en een COOH-groep
Vetten
Slide 31 - Tekstslide
Hoe komt het dat olie vloeibaar is en boter niet?
Vetten
Slide 32 - Tekstslide
Vetten
Verzadigd vetzuur
geen knik in keten
Vast bij kamertemperatuur
Alleen CH2 in keten
Onverzadigd vetzuur
knik in de keten
Vloeibaar bij kamertemperatuur
Ook CH in de keten
Slide 33 - Tekstslide
Waarom zijn onverzadigde vetten vloeibaar bij kamertemperatuur?
Slide 34 - Open vraag
Waarom kunnen vetten en oliën niet oplossen in water ook al hebben ze een -COOH groep?
Slide 35 - Open vraag
Vetten en oliën zijn apolair en waterafstotend door de lange apolaire vetzuurstaarten.
vetten mengen niet met polaire stoffen zoals water.
Vetten en oplossen
Slide 36 - Tekstslide
4.4 Rekenen aan reacties - basis
Doorlezen
§ 2.4 Van ingrediënten naar basiscomponenten
Maken
Opdrachten ....
Slide 37 - Tekstslide
Hoe kunnen we hydrofiele en hydrofobe stoffen toch mengen?