In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
5.1/5.3 Oplosbaarheid
Slide 1 - Tekstslide
Deze les
Uitleg oplosbaarheid
Filmpjes oplosbaarheid (practicum 1 + 2)
Maken 9, 11 t/m 14, 24, 26 t/m 32
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Je leert de oplosbaarheid van stoffen in oplosmiddelen voorspellen en verklaren aan de hand van structuurformules en betrokken bindingstypen (vanderwaalsbinding / waterstofbrug).
Je kunt hierbij de begrippen hydrofiel en hydrofoob gebruiken.
Je leert hoe waterstofbruggen worden getekend.
Je leert om kookpunten te verklaren aan de hand van structuurformules en betrokken bindingstypen.
Slide 3 - Tekstslide
Hydrofiel en hydrofoob
Hydro = water
fiel = lievend
foob = angst
Stoffen die goed mengen/oplossen in water = hydrofiel
Stoffen die slecht mengen/oplossen in water = hydrofoob
Hydrofiel en hydrofoob zijn termen op macroniveau.
Slide 4 - Tekstslide
Structuurformule en oplosbaarheid
OH en NH groepen geven een molecuul hydrofiel karakter.
Deze groepen vormen onderling waterstofbruggen.
Afwezigheid van deze groepen = hydrofoob
Bij hydrofoob molecuul speelt vanderwaalsbinding rol.
Soort zoekt soort, d.w.z. hydrofiele stoffen gaan onderling goed samen, net als hydrofobe stoffen onderling.
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeelden hydrofiele moleculen
ammoniak water methanol glucose
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeelden hydrofobe moleculen
methaan benzeen pentaan jood
I - I
Slide 7 - Tekstslide
Zowel hydrofiel als hydrofoob?
Verhouding tussen hydrofiel/hydrofoob gedeelte belangrijk.
Onduidelijke grens, grijs gebied.
Voorbeeld: hexaan-2-ol
OH-groep, dus dat gedeelte is hydrofiel
CH-keten is hydrofoob
In verhouding meer hydrofoob
Slide 8 - Tekstslide
Emulgator
Een molecuul wat zowel hydrofiele als hydrofobe eigenschappen heeft, noem je een emulgator.
Voorbeeld is zeep: hydrofobe staart lost op in vet, hydrofiele kop lost op in water.
Zeep vormt micellen in een water-olie emulsie
Slide 9 - Tekstslide
Atoombinding
Om de waterstofbrug te begrijpen is het nodig om de atoombinding in een OH of NH-groep nauwkeuriger te bekijken.
Atoombinding wordt gevormd door het delen van elektronen (covalentie).
Een atoombinding bestaat uit 1 elektronenpaar (=2 elektronen).
Slide 10 - Tekstslide
Elektronegativiteit
De elektronen die een samen een atoombinding vormen, zitten niet altijd netjes in het midden tussen 2 atomen in.
Dit is afhankelijk van de elektronegativiteit van de betrokken atomen.
Zie Binas40A.
O en N hebben een relatief hoge elektronegativiteit, zeker in verhouding tot H.
Slide 11 - Tekstslide
Elektronegativiteit
Hoe hoger de elektronegativiteit, hoe harder aan de elektronen wordt getrokken.
De elektronen tussen O/N en H bevinden zich dus dichter bij O/N.
Hierdoor wordt O/N partieel (een beetje) negatief geladen.
H krijgt een positieve partiële lading.
We noemen deze atoombinding dan polair.
Slide 12 - Tekstslide
Polaire atoombinding
Als verschil in elektronegativiteit tussen twee atomen in een molecuul groter dan 0,4 is, noem je de atoombinding polair.
Polaire atoombindingen bij C-O, N-H, O-H, F-H.
Slide 13 - Tekstslide
Waterstofbrug
Tussen moleculen kunnen waterstofbruggen (H-bruggen) ontstaan.
Hierbij trekt het partieel negatieve O-atoom van een molecuul het partieel positieve H-atoom van een ander molecuul aan.
Dit wordt aangegeven met stippellijnen.
De H-brug is zwakker dan een atoombinding, maar
sterker dan de vanderwaalsbinding.
Slide 14 - Tekstslide
Teken 2 moleculen ammoniak en 2 moleculen water en minimaal 3 waterstofbruggen tussen de moleculen.
Slide 15 - Open vraag
Waterstofbrug en kookpunt
Doordat de H-brug sterker is dan de vanderwaalsbinding, verklaart dit een verhoogd kookpunt van een stof wanneer de moleculen H-bruggen kunnen vormen.
Voorbeeld: H2O (373 K) vergeleken met H2S (213 K)
Slide 16 - Tekstslide
Zet de moleculen op volgorde van oplopend kookpunt. Zoek de kookpunten niet op, maar verklaar aan de hand van de structuurformule en betrokken bindingstypen.
CH4 (methaan), C2H6 (ethaan), CH3OH (methanol)
A
methaan, ethaan, methanol
B
ethaan, methaan, methanol
C
methanol, ethaan, methaan
D
methanol, methaan, ethaan
Slide 17 - Quizvraag
Uitleg quizvraag
Methanol kan als enige een H-brug vormen, vanwege de OH-groep.
Ethaan heeft een hogere massa dan methaan, dus de vanderwaalsbinding in ethaan is sterker dan in methaan.
De H-brug is sterker dan de vanderwaalsbinding, dus methanol heeft het hoogste kookpunt.
Volgorde van laag naar hoog kookpunt: methaan, ethaan, methanol.
Slide 18 - Tekstslide
Oppervlaktespanning
Door vorming van netwerkstructuur van H-bruggen, heeft water een hoge oppervlaktespanning.
Slide 19 - Tekstslide
Demo oplosbaarheid (filmpjes)
Zie practicum 1 en 2 bij paragraaf 5.1.
Bekijk de filmpjes in de online omgeving van de lesmethode.
Doe eerst een voorspelling (hypothese) en controleer daarna of dit klopt aan de hand van waarnemingen.