1F hoofdstuk 1 les 2 - Hoofdletters en interpunctie
Interpunctie (= leestekens)
. ? ! , : ; "
Wij gebruiken interpunctie om een tekst leesbaar te maken.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 11 slides, met tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Interpunctie (= leestekens)
. ? ! , : ; "
Wij gebruiken interpunctie om een tekst leesbaar te maken.
Slide 1 - Tekstslide
Hoe lees en schrijf je deze tekst?
hallo hoe gaat het met jou goed en met jou met mij gaat het ook goed op welke dag zullen we afspreken of hebben we al een afspraak nee ik geloof het niet is maandag goed maandag is goed
Slide 2 - Tekstslide
Hoe lees je deze tekst?
Hallo, hoe gaat het met jou?
Goed! En met jou?
Met mij gaat het ook goed.
Op welke dag zullen we afspreken of hebben we al een afspraak?
Nee, ik geloof het niet.
Is maandag goed? Maandag is goed.
Slide 3 - Tekstslide
Punt (.)
Een punt gebruik je aan het eind van een zin.
Mijn naam is Daniel.
Slide 4 - Tekstslide
Vraagteken (?)
Een vraagteken gebruik je aan het eind van een vraagzin.
Hoe gaat het met jou?
Slide 5 - Tekstslide
Uitroepteken (!)
Een uitroepteken gebruik je na een uitroep of bevel:
Houd op!
Slide 6 - Tekstslide
Komma (,)
De komma geeft een leespauze aan.
Ik weet het niet zeker, maar ik denk het wel.
Slide 7 - Tekstslide
Dubbele punt (:)
De dubbele punt wordt gebruikt voor een opsomming, citaat of toelichting.
- Neem mee: een tas, een handdoek en een zonnebril.
- Hij zei: 'Hoi!'
- U kunt kiezen uit: vegetarisch of vlees.
Slide 8 - Tekstslide
Aanhalingsteken (')
Een aanhalingsteken wordt gebruikt bij een citaat en om een woord op te laten vallen.
- Maher vroeg: 'Heb je al gekookt?'
- Een hond met korte poten wordt een 'corgi' genoemd.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
De opdracht
Maak blz. 20 t/m 27
Belangrijk:
Je moet zelfecht goed de theorie over hoofdletters