3M gedichten voordragen + spelling

Welkom
Presentatie gedichten:
Karol
Dylan
Lies
Safiya

Werkwoordspelling
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Presentatie gedichten:
Karol
Dylan
Lies
Safiya

Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Spelling
Toetsweek 1
werkwoordspelling + overige spelling

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen toets
  • Ik heb geoefend met werkwoordspelling.
  • Ik kan het meervoud van zelfstandige naamwoorden spellen. 
  • Ik weet wanneer ik verwijswoorden met -n of zonder -n schrijf. 
  • Ik kan woorden met een r-klank en p-klank goed spellen. 
  • Ik kan woorden op de juiste manier in meervoud schrijven.
  • Ik kan Franse leenwoorden correct schrijven.
  • Ik kan samenstellingen correct schrijven.
  • Ik ken de correcte afkortingen van woorden
  • Ik weet wanneer ik een apostrof moet schrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Presentaties deze week

Groep 4 – woensdag 23 okt
Gabriël
Hiba
Loeka
Shada


Groep 5 – vrijdag 25 okt
Kyan
Jadey
Lotte
Patty

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je nog
over werkwoordspelling?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Link

Weet je nog hoe je de persoonsvorm kunt vinden in een zin?
Ja
Nee

Slide 7 - Poll

Persoonsvorm
De persoonsvorm is altijd een werkwoord. 
  • Zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm. 

Slide 8 - Tekstslide

Onderwerp
Een mens, dier of ding. 

Je kunt het onderwerp in een zin vinden door te vragen:
  • Wie of wat + persoonsvorm? 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Werkwoordspelling
De regel voor de persoonsvorm is:

  • Bij jij/je: gebruik je ik-vorm + t.
  • Dus: ik lees, hij leest, jij leest | ik  voetbal, hij voetbalt, jij voetbalt. 

Slide 11 - Tekstslide

Je = jij
Als je het woord 'je' kunt vervangen door 'jij' dan is 'je' het onderwerp: 

Word je rijk?  - Hier kan je 'je' vervangen door 'jij'. (Dus: je schrijft ik-vorm)
Wordt je broer rijk?  - Hier kan je 'je' niet vervangen door 'jij'. (Dus: je schrijft ik-vorm + t)

Slide 12 - Tekstslide

Jij/je achter persoonsvorm
Staat jij/je achter de persoonsvorm? Dan schrijf je de ik-vorm.

Voorbeeld

  • Ik loop.
  • Jij loopt.
  • Loop jij? (Hier verdwijnt de -t dus)

Slide 13 - Tekstslide

Let op! 
Je hoort niet altijd of er een -t  geschreven moet worden.

Voorbeeld
  • Ik word ziek. 
  • Jij wordt ziek. 
  • Word jij ziek? 

Slide 14 - Tekstslide

Tip
Als je twijfelt of je een -t moet toevoegen, vervang dan het woord door lopen. 

Als je dan een -t hoort, dan schrijf je een -t achter de ik-vorm. 

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld 1
Je wordt boos. 
Ik word boos - jij wordt boos - word jij boos? 
Loop je (boos)? -> geen -t 

Vervang het woord door lopen (het wordt dan wel een rare zin, maar je hoort wel of je een -t moet gebruiken of niet)

Slide 16 - Tekstslide

Kies het woord dat op de stippellijn hoort:
'... je croissantjes van de Aldi lekker?'
A
Vind
B
Vindt
C
Vint
D
Vinden

Slide 17 - Quizvraag

Kies het woord dat op de stippellijn hoort:
'... je docent de kaasbroodjes van de Jumbo lekker?
A
Vind
B
Vindt
C
Vint
D
Vinden

Slide 18 - Quizvraag

Stel één vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag ! K3
H5, Taalverzorging tussenletters en werkwoordspelling.
Maken: blz.132-135, alle opdrachten.
Maken: blz. 158-161, alle opdrachten.

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag ! B3
H5, Taalverzorging tussenletters en werkwoordspelling.
Maken: blz. 180-187, alle opdrachten. 

Slide 22 - Tekstslide