Middenstuk:Sla na iedere alinea één regel over.
Begin binnen een alinea niet op een nieuwe regel.
In deze alinea's leg je uit wat er aan de hand is.
Bijvoorbeeld:
Alinea: Algemene informatie, wanneer was je er? met wie was je er?
Alinea: Iets waar je positief over bent.
Alinea: Punt waar je niet positief over bent.
Alinea: Mogelijke oplossing