2hv 1-10-2020

Willkommen beim Deutsch Unterricht
Donnerstag, den 1. Oktober 2020
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Willkommen beim Deutsch Unterricht
Donnerstag, den 1. Oktober 2020

Slide 1 - Tekstslide

Programm für heute
- 10 Minuten lesen/hören auf www.zdf.de/kinder/logo oder www.wdrmaus.de oder www.dw.com
- Hausaufgaben besprechen, Aufgabe 24 und Aufgabe 26
- Wiederholung Personalpronomen und haben und sein
- Die Stunde zusammenfassend

Slide 2 - Tekstslide

erstmal lesen/hören

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Hausaufgaben
Seite 45 Aufgabe 24. Geef het boek aan je buurman of buurvrouw. Hij/zij gaat het voor je controleren.
 Ihr werdet das Lied anhören und beurteilt die gemachte Aufgabe von dein(e) Nachbar(rin).

Seite 46 werden wir auf die gleiche Weise machen als Aufgabe 24

Slide 4 - Tekstslide

Aufgabe 25
Gespräch führen
Arbeitet zu zweit. Verteilt die Rollen und führt das Gespräch
timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Jullie gaan nu een aantal open vragen en quizvragen beantwoorden in LessonUp.

Slide 6 - Tekstslide

Welche Personalpronomen kennst du schon?

Slide 7 - Open vraag

Übersetze die Personalpronomen
(u) Wohnen ...... in Delft, Frau Peute?

Slide 8 - Open vraag

'ihr' betekent
A
haar (Possessivpronomen)
B
jullie
C
haar (Personalpronomen)
D
hun (Possessivpronomen)

Slide 9 - Quizvraag

Das Verb haben
Kombiniere die Personalpronomen mit der richtigen Form des Verbes
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
haben
hat
hast
habe
haben
habt

Slide 10 - Sleepvraag

Welches Wort ist ein Personalpronomen?
(pers. voornaamw.)
A
ich
B
der
C
ein
D
mein

Slide 11 - Quizvraag

Ihr (sein) ?
Ihr (haben) ?

Slide 12 - Open vraag

Wir (haben)…….geschwommen und (sein)…….nach Hause gelaufen.
A
hat/sein
B
haben/ist
C
haben/sind
D
hast/sind

Slide 13 - Quizvraag

GEBRUIK EEN VORM VAN "HABEN"OF "SEIN"

Ihr .... gut gearbeitet. (hebben)
A
habt
B
haben
C
hat
D
hast

Slide 14 - Quizvraag

GEBRUIK EEN VORM VAN "HABEN"OF "SEIN"

Ich .... ein Lehrer.
A
sind
B
bin
C
seid
D
bist

Slide 15 - Quizvraag

Doel: Ik ken de werkwoorden haben/sein
A
ja
B
bijna
C
nee

Slide 16 - Quizvraag

Fragen?
Fragen bisher?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide