2.4 Ionbinding

            2.4 Ionbinding
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

            2.4 Ionbinding

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • Uitleg zouten
  • Oefenen met verhoudingsformules
  • Maken overzicht hoofdstuk 2
  • Maken 35 + 37E


Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen




  • Je leert wat zouten zijn en hoe ze gevormd worden.
  • Je leert om verhoudingsformules te geven van zouten.

Slide 3 - Tekstslide

Zouten
  • Wordt gevormd doordat metaalatoom elektron(en) weggeeft aan niet-metaalatoom.
  • Hierdoor worden geladen deeltjes gevormd: ionen.
  • Metaalatomen vormen positieve ionen (te weinig e-), niet-metaalatomen vormen negatieve ionen (te veel e-).

  • Aantrekking tussen + en - ionen noem je de ionbinding.
  • In zout zijn ionen gerangschikt in een ionrooster.

Slide 4 - Tekstslide

Verhoudingsformules
  • De formule van een zout wordt de verhoudingsformule genoemd (dus geen molecuulformule!).
  • Deze formule geeft de verhouding weer tussen de ionen.
  • De lading van de ionen bepaald de verhouding: een zout heeft geen netto lading (evenveel + als - lading).
  • Ladingen kun je vinden in Binas 40A.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld: keukenzout
  • Keukenzout is de triviale naam voor de rationele (=chemische) naam van natriumchloride (Binas 66A).
  • Bestaat uit natriumionen en chloride-ionen.
  • Na+ en Cl- (Binas 40A)
  • Netto lading 0, dus van beide 1 nodig. 
  • Verhoudingsformule = NaCl

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld: kalksteen
  • Kalksteen is de triviale naam voor de rationele (=chemische) naam van calciumcarbonaat (Binas 66A).
  • Calciumionen en carbonaat-ionen (samengesteld ion).
  • Ca2+ en CO32- (Binas 40A en 66B)
  • Netto lading 0, dus van beide 1 nodig. 
  • Verhoudingsformule = CaCO3

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld: natriumcarbonaat

  • Natriumionen en carbonaat-ionen.
  • Na+ en CO32- (Binas 40A en 66B)
  • Netto lading 0, dus 2 Na+ nodig en 1  CO32-
  • Verhoudingsformule = Na2CO3

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld: ijzer(III)carbonaat

  • IJzer(III)ionen (III betekent 3+) en carbonaat-ionen.
  • Fe3+ en CO32- (Binas 40A en 66B)
  • Netto lading 0, dus 2 Fe3+ nodig en 3  CO32-
  • Verhoudingsformule = Fe2(CO3)3
  • Bij meerdere samengestelde ionen gebruik je haakjes, je wilt immers het hele carbonaat-ion 3 keer.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de verhoudingsformule van kaliumchloride?
A
KCl
B
K2Cl
C
KCl2
D
K2Cl2

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van Magnesiumchloride?
A
MgCl
B
Mg2Cl
C
MgCl2
D
Mg2Cl2

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van Magnesiumfosfaat?
A
MgPO4
B
Mg2PO4
C
Mg2(PO4)3
D
Mg3(PO4)2

Slide 12 - Quizvraag

Naamgeving zouten

  • Eerste ion krijgt naam van atoomsoort.
  • Als metaal-ion verschillende ladingen kan hebben, geef je erachter met Romeinse cijfers aan welk ion wordt bedoeld.
  • Tweede ion krijgt uitgang -ide, tenzij een samengesteld ion.
  • Bijv. ijzer(II)chloride

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de naam van Na2O
A
Natriumoxide
B
Dinatriumoxide
C
Natriumzuurstof
D
Natrium(II)oxide

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de naam van CuO
A
Koperoxide
B
Koper(I)oxide
C
Koper(II)oxide
D
Koper(III)oxide

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de naam van NO2
A
Stikstofoxide
B
Stikstof(I)oxide
C
Stikstof(II)oxide
D
Stikstofdioxide

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag

  • Maak een kort overzicht van hoofdstuk 2 met de 3 groepen stoffen en de bindingstypen die erbij horen (leg de binding kort uit).
  • Maken 35 + 37E



Slide 17 - Tekstslide