A2 voorbeeld
1 / 38
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Wat wil jij leren?
Slide 6 - Woordweb
Slide 7 - Tekstslide
Ik ... een nieuw huis (comprar)
A
kop
B
kopen
C
koop
D
koopt
Slide 8 - Quizvraag
Jij ... mij een cadeau (geven)
A
geevt
B
geeft
C
geef
D
geven
Slide 9 - Quizvraag
Mijn moeder ... een boek
(lezen)
(lezen)
Slide 10 - Open vraag
... jij een glas bier?
(drinken)
(drinken)
Slide 11 - Open vraag
... u een reservering?
(hebben)
(hebben)
Slide 12 - Open vraag
Welke zin is correct?
A
Morgen wij gaan samen naar de dierentuin?
B
Gaan wij morgen samen naar de dierentuin?
C
Wij gaan morgen samen naar de dierentuin?
D
Morgen gaan wij samen naar de dierentuin?
Slide 13 - Quizvraag
Welke zin is correct?
Ik kan niet werken, omdat ...
A
ik ziek ben
B
ik ben ziek
Slide 14 - Quizvraag
Welke zin is correct?
Ik bel je, want ...
A
Ik moet je iets vertellen
B
ik je iets moet vertellen
Slide 15 - Quizvraag
Welke zin is correct?
Omdat ik honger heb, ...
A
ik een hamburger eet
B
eet ik een hamburger
C
ik eet een hamburger
Slide 16 - Quizvraag
Welke zinnen zijn correct?
Er zijn twee antwoorden goed
A
Morgen ik ga werken
B
Ik ga werken morgen
C
Morgen ga ik werken
D
Ik ga morgen werken
Slide 17 - Quizvraag
Vertaal:
Necesitamos un bolígrafo
Necesitamos un bolígrafo
Slide 18 - Open vraag
Zet in meervoud:
Het huis
Het huis
Slide 19 - Open vraag
Zet in meervoud:
De vleugel
De vleugel
Slide 20 - Open vraag
Zet in meervoud:
De tak
De tak
Slide 21 - Open vraag
Zet in meervoud:
De taak
De taak
Slide 22 - Open vraag
Zet in meervoud:
De boom
De boom
Slide 23 - Open vraag
Zet in meervoud:
De bacterie
De bacterie
Slide 24 - Open vraag
Zet in meervoud:
De knie
De knie
Slide 25 - Open vraag
Dit zijn ... sleutels
A
u
B
uw
C
de uwe
Slide 26 - Quizvraag
Dit is niet mijn auto, dit is ...
A
jij
B
jouw
C
de jouwe
D
jou
Slide 27 - Quizvraag
Wij helpen ...
A
jij
B
jouw
C
de jouwe
D
jou
Slide 28 - Quizvraag
Vertaal:
Voy a trabajar
Voy a trabajar
Slide 29 - Open vraag
Vertaal:
Trabajaré
Trabajaré
Slide 30 - Open vraag
Maak een voorstel:
Wij eten een pizza.
Wij eten een pizza.
Slide 31 - Open vraag
Ik heb een ... auto
A
rood
B
rode
C
roden
Slide 32 - Quizvraag
Ik zit op een ... stoel
A
hout
B
houten
C
houte
Slide 33 - Quizvraag
Mijn broertje is erg ...
A
slim
B
slimme
C
slimmen
Slide 34 - Quizvraag
Ik wil de ... trui
A
groen
B
groene
C
groenen
Slide 35 - Quizvraag
Wij hebben een ... huis
A
groot
B
grote
C
groten
