Woordenschat herhaling 1BK

Hoofdstuk 1 t/m 6
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1 t/m 6

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog over
woordenschat?

Slide 2 - Woordweb

Hoofdstuk 1
Synoniemen

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een synoniem?
A
Een woord met ongeveer dezelfde betekenis
B
Een woord dat het tegenovergestelde betekent
C
Een moeilijk woord
D
Een uitdrukking

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een synoniem van
weggehaald?
A
berekend
B
geantwoord
C
verwijderd
D
veranderd

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een synoniem van
meteen?
A
opmeten
B
direct
C
zo
D
straks

Slide 6 - Quizvraag

Welk woord hoort er NIET tussen?
A
natuurlijk
B
vanzelfsprekend
C
uiteraard
D
buiten

Slide 7 - Quizvraag

Hoofdstuk 2
Betekenissen zoeken

Slide 8 - Tekstslide

Waar kun je een betekenis in de tekst vinden?
(er zijn meerdere antwoorden goed)
A
in de volgende zin
B
tussen komma's
C
in de vorige zin
D
in het woordenboek

Slide 9 - Quizvraag

Hoofdstuk 3
Voorbeelden

Slide 10 - Tekstslide

Lil' Kleine, Boef en Snelle
Waar zijn dit voorbeelden van?
A
zangers
B
rappers
C
sporters
D
acteurs

Slide 11 - Quizvraag

Je schrijft een tekst over balsporten.
Welke voorbeelden kun je gebruiken?
A
dansen, rolschaatsen en skiën
B
lezen, schrijven en tekenen
C
voetbal, tennis en waterpolo
D
atletiek, schaatsen en wielrennen

Slide 12 - Quizvraag

Noem twee voorbeelden van attracties op een kermis

Slide 13 - Open vraag

Hoofdstuk 4
Tegenstellingen

Slide 14 - Tekstslide

Wat zijn tegenstellingen?
A
woorden die een argument versterken
B
woorden die je niet kent
C
woorden die ongeveer hetzelfde betekenen
D
woorden die elkaars tegenovergestelde zijn

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een tegenstelling van
winnen?
A
gewonnen
B
spelen
C
de beste zijn
D
verliezen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een tegenstelling van
ontstaan
A
liggen
B
eindigen
C
zitten
D
beginnen

Slide 17 - Quizvraag

Verzin een eigen tegenstelling
(bijv. groot/klein)

Slide 18 - Open vraag

Hoofdstuk 5
Woorddelen

Slide 19 - Tekstslide

Welk woord is een samenstelling?
A
weeralarm
B
hergebruik
C
onderwijs
D
groot

Slide 20 - Quizvraag

Voorvoegsel
Achtervoegsel
oneerlijk
smaakloos
herkauwen
stijlvol

Slide 21 - Sleepvraag

Hoofdstuk 6
Woordenboek

Slide 22 - Tekstslide

Hoe zoek je 'aangeschaft' op in het woordenboek?
A
aanschaffen
B
schaft aan
C
aanschaf
D
aanschaven

Slide 23 - Quizvraag

Hoe zoek je directeuren op in het woordenboek?
A
baas
B
directeur
C
directie
D
directrice

Slide 24 - Quizvraag

Hoe zoek je sportieve op in het woordenboek?
A
sport
B
voetbal
C
sportief
D
sportiefe

Slide 25 - Quizvraag

Uitdrukkingen

Slide 26 - Tekstslide

Welke uitdrukking is dit?

Slide 27 - Open vraag

Welke uitdrukking is dit?

Slide 28 - Open vraag

Welke uitdrukking is dit?

Slide 29 - Open vraag

Wat voor cijfer wil je halen op de toets?
110

Slide 30 - Poll

Slide 31 - Tekstslide