Grammatica

Nederlands
Grammatica zinsdelen
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Grammatica zinsdelen

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
Lees in stilte in je leesboek
timer
1:00

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen

Je leert wat het onderwerp van de zin is. 

Je leert het onderwerp van de zin vinden.

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik
Persoonsvorm - Het werkwoord in de zin dat het getal en de tijd aangeeft. 

Drie manieren om de PV te vinden: 
1. Vraag
2. Tijd
3. Getal

Slide 4 - Tekstslide

Het onderwerp (ow) :

- geeft aan wie of wat iets doet in de zin.
- is een mens, dier, ding, plant of eigennaam of het verwijst naar een mens, dier, ding, plant of eigennaam.
- heeft ALTIJD hetzelfde getal als de persoonsvorm. Ze staan dus allebei in het enkelvoud OF allebei in het meervoud. 
- begint nooit met een voorzetsel.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp (ow) ?

1. Verander de persoonsvorm van getal. (van enkelvoud maak je dus meervoud of andersom)
Het woord dat mee moet veranderen, is het onderwerp

2. Stel de vraag wie of wat + persoonsvorm?
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp

Slide 6 - Tekstslide


1. Met zijn prachtige stem won de zanger het

 Eurovisiesongfestival.  


2. Bij de Koninklijke Landmacht worden veel vacatures

 aangeboden. 

Slide 7 - Tekstslide

3. Handige keukenhulpjes zijn onmisbaar voor de

 kok. 



4. Veel stadsmensen genieten van het rustige leven

 op het platteland. 

Slide 8 - Tekstslide

5. Waarom houdt bijna iedereen zich aan de regels in

 het verkeer? 


6. Natuurlijk moet je je afspraak bij de tandarts niet

 vergeten! 

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Opdracht 2 

Slide 10 - Tekstslide

Evaluatie 
Lesdoelen 

Morgen thuis onderwijs 

Slide 11 - Tekstslide