1KGT BLOK 3 Over taal

Over taal
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Over taal

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen
aan het einde van deze les:
- begrijp je betekenissen van een aantal verschillende schooltaalwoorden en woorden uit teksten.
- kun je gebruik maken van het stappenplan  "moeilijke woorden'.
- kun je m.b.v. grondwoorden betekenissen van woorden vinden in een woordenboek.
- kun je uitleggen wat een samenstelling is.

Slide 2 - Tekstslide

(huis)werk
maken opdr. 29 en 30 (blz. 130-131)

Slide 3 - Tekstslide

stappenplan moeilijke woorden...
1) Lees een stuje verder in de tekst en kijk of het woord wordt uitgelegd.
2) Zie je een bekend stukje in het woord?
3) Kijk naar plaatjes bij de tekst.
4) Vraag de betekenis of zoek hem zelf op.

Slide 4 - Tekstslide

Als je een woord niet begrijpt...
stap 1:     lees een stukje terug of lees een stukje verder. 
 Vaak zie je:





Slide 5 - Tekstslide

vaak zie je.....

een woord dat ongeveer hetzelfde betekent.
De juf zei: ik moet de toetsen nog corrigeren, ik hoop dat ik ze morgen heb nagekeken.

Slide 6 - Tekstslide

vaak zie je ....

een woord dat het tegenovergestelde betekent.
Vroeger was mijn opa altijd sterk en fit, nu is zijn gezondheid broos.

Slide 7 - Tekstslide

vaak zie je ....

een uitleg of een omschrijving van het woord.
Ik ga heel graag naar een musical. Dat is een voorstelling waarin zowel geacteerd als gezongen wordt.

Slide 8 - Tekstslide

oefenen met.....
- woord met ongeveer dezelfde betekenis
- tegenstelling
- uitleg / omschrijving van het woord

Slide 9 - Tekstslide

In de winter SCHEMERT het al vroeg. het wordt dan al vroeg een beetje donker.
A
ongeveer dezelfde betekenis
B
tegenstelling
C
uitleg / omschrijving

Slide 10 - Quizvraag

In de winter SCHEMERT het al vroeg. het wordt dan al vroeg een beetje donker.
A
ongeveer dezelfde betekenis
B
tegenstelling
C
uitleg / omschrijving

Slide 11 - Quizvraag

De afgelopen maand viel er veel NEERSLAG het regende bijna dagelijks.
A
ongeveer dezelfde betekenis
B
tegenstelling
C
uitleg / omschrijving

Slide 12 - Quizvraag

Als je naar het schilderij van Rembrandt kijkt, wat denk je dan: 'is het OUDERWETS of modern?
A
ongeveer dezelfde betekenis
B
tegenstelling
C
uitleg / omschrijving

Slide 13 - Quizvraag

grondwoorden
Zo staat het in het woordenboek.

Bij zelfstandige naamwoorden: je zoekt het enkelvoud en géén verkleinwoord.
jasje --> jas
piano's --> piano
kastjes --> kast
tafeltje --> tafel

Slide 14 - Tekstslide

grondwoorden
Zo staat het woord in het woordenboek:

Bij werkwoorden zoek je naar het hele werkwoord.
gelopen --> lopen
zwommen --> zwemmen
gezongen --> zingen
toverde --> toveren

Slide 15 - Tekstslide

grondwoorden
Zo staat het in het woordenboek

Soms zoek je de korste vorm.
goedkope --> goedkoop
zieke --> ziek
moeilijke --> moeilijk 

Slide 16 - Tekstslide

het grondwoord van computertje is:

Slide 17 - Woordweb

het grondwoord van gewinkeld is

Slide 18 - Woordweb

het grondwoord van veranderden is

Slide 19 - Woordweb

het grondwoord van viooltje is

Slide 20 - Woordweb

trappen van vergelijking

Slide 21 - Tekstslide

hoog - hoger -?

Slide 22 - Open vraag

breed - breder - ?

Slide 23 - Open vraag

? - liever - liefst

Slide 24 - Open vraag

weinig - minder - ?

Slide 25 - Open vraag

? - beter - best

Slide 26 - Open vraag

? - meer - meest

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Video

samenstellingen
van vogel en huisje maak je ........


van slagroom en taart maak je ......

Slide 29 - Tekstslide

school
fiets
bel
plein
broek
boek
tas
gebouw
tocht
route

Slide 30 - Sleepvraag