HA2: spelling: Engelse werkwoorden

Spelling
Engelse werkwoorden
Hun/hen
Aaneenschrijven/samenstellingen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling
Engelse werkwoorden
Hun/hen
Aaneenschrijven/samenstellingen

Slide 1 - Tekstslide

even testen
Hoe schrijf je de volgende Engelse werkwoorden?

Slide 2 - Tekstslide

hij-vorm, vt: timen
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 3 - Quizvraag

hij-vorm, vt: barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 4 - Quizvraag

Ik ben gisteren met ... meegefietst en heb ... daarna getrakteerd op pizza.
A
hen/hun
B
hen/hen
C
hun/hen
D
hun/hun

Slide 5 - Quizvraag

hij-vorm, vt: lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 6 - Quizvraag

goed
fout
radioactief
drieeenheid
alineaindeling
xtc-pil
zondagrust
radio-interview

Slide 7 - Sleepvraag

hij-vorm, tt: deleten
A
deletet
B
delet

Slide 8 - Quizvraag

Vul het goede woord in:
Wij gaan eerder dan........
A
hen
B
hun
C
zij
D
hullie

Slide 9 - Quizvraag

hij-vorm, vt: racen
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord is NIET goed geschreven?
A
ivf-behandeling
B
babyartikel
C
bloemenvaas
D
vakantieeiland

Slide 11 - Quizvraag

En nu in een hele zin
Welke vorm van het werkwoord is juist?

Slide 12 - Tekstslide

Eerst gingen we een stuk fietsen en daarna heb ik met ... gebarbecued.
A
hen
B
hun
C
ons
D
zij

Slide 13 - Quizvraag

Mijn vader (downlaoden, tt) elke dag een paar nieuwe liedjes
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde

Slide 14 - Quizvraag

De journalist (interviewen, tt) mij voor de derde keer.
A
interviewt
B
intervieuwt
C
interviewd
D
interviewdde

Slide 15 - Quizvraag

goed
fout
politieauto
slaemmer
maximumsnelheid
groentenschotel
binnenzak
vakantie-oord

Slide 16 - Sleepvraag

Jason (barbecueën, tt) het liefst in de achtertuin van zijn huis.
A
barbecued
B
barbecuedt
C
barbecuet
D
barbecuette

Slide 17 - Quizvraag

Op die gladde weg (skaten, tt) mijn vriendje het liefst.
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 18 - Quizvraag

Romy en Marie (racen, vt) op hun fiets door de straat
A
raceten
B
racetten
C
raceden

Slide 19 - Quizvraag

Tijdens de marathon (finishen, vt) Anniek en Irma tegelijk.
A
finishden
B
finishten
C
finishtten

Slide 20 - Quizvraag

Theorie
Bij de meeste werkwoorden  werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 21 - Tekstslide

Let op!
maar..... let op de uitspraak           

Slide 22 - Tekstslide