Als een kaars brand, verdwijnt het kaarsvet. Kaarsvet is een brandstof.
Bij verbranding komt energie vrij. Bij een brandende kaars in de vorm van licht en warmte.
Er ontstaat water en koolstofdioxide (kun je niet zien)
Slide 3 - Tekstslide
Energie (1)
In je lichaam vind ook verbranding plaats. Er is dan ook een brandstof nodig.
Je lichaam gebruikt vooral glucose. Glucose krijg je binnen met voedsel.
Slide 4 - Tekstslide
Energie (2)
Je lichaam gebruikt die energie, bijvoorbeeld om te bewegen of warm te blijven.
In elke cel van het lichaam vindt verbranding plaats. Zonder verbranding gaat een cel dood.
Slide 5 - Tekstslide
Inspanning (1)
Als je gaat lopen heb je energie nodig. Als je harder loopt hebben je spieren meer energie nodig.
Hoe groter de lichamelijke inspanning hoe groter de verbranding!
Slide 6 - Tekstslide
Inspanning (2)
Om meer zuurstof binnen te krijgen ga je sneller en dieper ademen. Ook gaan sommige organen harder werken.
Doordat er verbranding plaatsvindt krijg je het warmer. De warmte wordt afgevoerd via de huid, door zweten.
Slide 7 - Tekstslide
1.2
Ademhalingsstelsel
Slide 8 - Tekstslide
Doel
Je kunt in een afbeelding van het ademhalingsstelsel de delen benoemen.
Je kunt de kenmerken en de functies van de delen van het ademhalingsstelsel noemen.
Slide 9 - Tekstslide
Ademhalingsstelsel
Slide 10 - Tekstslide
Middenrif
Onder de longen zit het middenrif. Dit is een spier tussen de borstholte en de buikholte.
Je voelt je middenrif als je de hik hebt. De spier trekt dan telkens kort samen.
Slide 11 - Tekstslide
Neusholte en mondholte (1)
Slide 12 - Tekstslide
Neusholte en mondholte (2)
In lucht zitten vaak stofdeeltjes en ziekteverwekkers.
Kleine stofdeeltjes en ziekteverwekkers blijven plakken aan slijmlaag van het neusslijmvlies.
De trilharen verplaatsen het slijm naar de keelholte en daar slik je het slijm in.
Slide 13 - Tekstslide
Keelholte (1)
De lucht komt daarna in de keelholte. Hier komt ook het voedsel wat je inslikt door heen.
Lucht moet de luchtpijp in en voedsel moet de slokdarm in.
Slide 14 - Tekstslide
Keelholte (2)
Om dat te regelen zitten er 2 klepjes in de keelholte.
Slide 15 - Tekstslide
De luchtpijp (1)
De luchtpijp is een holle buis die aansluit op de onderkant van het strottenhoofd.
De wanden zijn bekleed met slijm. Als het slijmvlies extra veel slijm maakt ga je hoesten.
Slide 16 - Tekstslide
De luchtpijp (1)
Slide 17 - Tekstslide
Werking longblaasjes (1)
Slide 18 - Tekstslide
Werking longblaasjes (2)
Slide 19 - Tekstslide
1.3
Slide 20 - Tekstslide
Borstademhaling
Bij borstademhaling bewegen de ribben en het borstbeen.
Slide 21 - Tekstslide
Buikademhaling
Bij de buikademhaling bewegen het middenrif en de buikwand.
Slide 22 - Tekstslide
1.4 en 1.5 Gezonde longen
Slide 23 - Tekstslide
Gezonde longen
Door roken van tabak kun je hart- en vaatziekten en longziekten krijgen.
Slide 24 - Tekstslide
Smog
Smog: luchtvervuiling die vooral bestaat uit fijnstof.
Bewegen: Door sporten worden je longen sterker. Bij flinke inspanning heeft je lichaam veel zuurstof nodig. Je haalt dan dieper adem en traint daarbij je ademhalingsspieren.