Grammatica & spelling

bijvoegelijk naamwoord
- Aan het einde van de les kent de leerling de regels voor de spelling van drie verschillende vormen van het bijvoeglijk naamwoord.
- Aan het einde van de les kan de leerling in diverse oefeningen laten zien dat hij de regels correct kan toepassen.
- Aan het einde van de les heeft de leerling geoefend met woordsoorten.

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

bijvoegelijk naamwoord
- Aan het einde van de les kent de leerling de regels voor de spelling van drie verschillende vormen van het bijvoeglijk naamwoord.
- Aan het einde van de les kan de leerling in diverse oefeningen laten zien dat hij de regels correct kan toepassen.
- Aan het einde van de les heeft de leerling geoefend met woordsoorten.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Video

Bijvoeglijke naamwoorden afgeleid van een voltooid deelwoord

Slide 6 - Woordweb

Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden

Slide 7 - Woordweb

tijdschrift
Zoek vier gewone bijvoeglijke naamwoorden
Zoek vier stoffelijk bijvoegelijke naamwoorden
Zoek vier bijvoeglijke naamwoorden afgeleid van een voltooid deelwoord

Noteer niet de uitgang!!

Slide 8 - Tekstslide

Wissel de bijvoeglijke naamwoorden
Noteer de uitgangen bij de bijvoeglijke naamwoorden

Controleer de bijvoeglijke naamwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Slide 10 - Open vraag

Woordbenoemen
Je kunt aan het eind van de les de volgende woorden benoemen: 
  • lidwoorden
  • zelfstandig naamwoorden
  • bijvoeglijk naamwoorden
  • werkwoorden
  • persoonlijke voornaamwoorden
  • voorzetsels
  • aanwijzend voornaamwoorden
  • betrekkelijk voornaamwoorden



Slide 11 - Tekstslide

Noem een
zelfstandig naamwoord

Slide 12 - Woordweb

Slide 13 - Video

Wat zijn zelfstandig naamwoorden volgens het filmpje?
A
mensen, dieren, meubels
B
mensen, dieren, planten
C
mensen, de zon en dieren
D
mensen, dieren, dingen, natuurverschijnselen

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin: "Ik vind het erg leuk om op wintersport te gaan."
A
ik
B
erg
C
leuk
D
wintersport

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het lidwoord in de zin: "De kerstvakantie duurt twee weken."
A
de
B
duurt
C
twee

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord(en) in de zin: "In deze lange vakantie ga ik heel veel doen."
A
deze
B
lange
C
heel
D
veel

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het werkwoord in de zin: "Ben jij wel eens op wintersport vakantie geweest?"
A
ben
B
jij
C
wintersport
D
geweest

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Bezittelijk voornaamwoord(bez. vnw)

Slide 22 - Tekstslide

De mooie kaart wordt geschreven.
mooie =
A
ww
B
lw
C
znw
D
bnw

Slide 23 - Quizvraag

De fietsen staan op het schoolplein.
fietsen =
A
znw
B
bnw
C
ww
D
vz

Slide 24 - Quizvraag

Zijn fiets is vorige week gestolen.
zijn =
A
bez. vnw
B
pers. vnw
C
bnw
D
wederkerend vnw

Slide 25 - Quizvraag

De verhuisauto stopt voor ons nieuwe huis.
Ons =
A
lw
B
pers. vnw
C
bez. vnw
D
bnw

Slide 26 - Quizvraag

Marleen is haar sleutels kwijt.
Marleen =
A
bnw
B
znw
C
lw
D
ww

Slide 27 - Quizvraag

Opa stapt in een oude auto.
bnw =?
A
auto
B
opa
C
oude
D
een

Slide 28 - Quizvraag

Heiko maakt van zijn afval een vliegtuigje.
znw =
A
vliegtuigje
B
Heiko
C
een
D
afval

Slide 29 - Quizvraag

Welk onderdeel vind jij nog lastig?
A
lidwoorden
B
zelfstandig naamwoorden
C
bijvoeglijk naamwoorden
D
werkwoorden

Slide 30 - Quizvraag

Noem een aanwijzend voornaamwoord

Slide 31 - Woordweb

Wat is een betrekkelijk voornaamwoord?

Slide 32 - Open vraag

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 33 - Open vraag