Leesvaardigheid havo 2 les 4: tekstverbanden

Nederlands
Leesvaardigheid
Les 4:
havo 2
 P2 2021-2022
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Leesvaardigheid
Les 4:
havo 2
 P2 2021-2022

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik!
Je weet nu...
... welke 3/4 tekstdoelen en tekstsoorten we kennen.
... welke 3 soorten publiek we kennen.
... welke 2 functies de ‘rest’ van een alinea kan hebben.
...weet je waar in de alinea de kernzin kan staan.
...weet je het verschil tussen hoofd -en bijzaken.



Slide 2 - Tekstslide

Aan het eind van deze les ...

... ken je een aantal tekstverbanden.
... weet je dat tekstverbanden worden aangegeven door signaalwoorden.
... weet je dat de tekstverbanden uit 2 delen bestaan. 
... weet je hoe je de tekstverbanden moet noteren

Slide 3 - Tekstslide

Leesstrategieën
1    Oriënterend lezen - Je leest een tekst oriënterend om snel te weten te komen wat het onderwerp en het tekstdoel van de tekst zijn. Je beslist daarna of je de tekst wilt lezen.
2    Globaal lezen - Als je een tekst globaal leest, wil je weten wat de belangrijkste informatie van de tekst is.
3     Grondig lezen - Je leest een tekst grondig of intensief als je de tekst helemaal wilt begrijpen, als je de hoofdgedachte wilt bepalen.
4    Zoekend lezen - Je leest zoekend als je bijvoorbeeld probeert de vragen te beantwoorden.











   





Slide 4 - Tekstslide

Hoofd- en bijzaken
Als je de hoofdgedachte van een tekst wilt bepalen let je op de hoofdzaken. De hoofdzaken zijn de belangrijkste mededelingen over het onderwerp. De hoofdgedachte is de belangrijkste informatie van een tekst in één zin.



Een kernzin is de hoofdzaak van een alinea, zoals een hoofdgedachte de belangrijkste zin is voor de gehele tekst.




   





Slide 5 - Tekstslide

Alinea-, zin- en tekstverbanden

Zinnen en alinea’s staan niet zomaar achter elkaar. 
Meestal is er een verband binnen zinnen, tussen zinnen en tussen alinea’s
Deze verbanden worden aangegeven door een signaalwoord

Signaalwoorden zorgen voor een duidelijke rode draad en verhogen de leesbaarheid van een tekst.

Slide 6 - Tekstslide

Verbanden binnen zinnen, tussen zinnen en tussen alinea's
Signaalwoorden verbinden zinnen aan elkaar en zorgen zo voor een goedlopende, begrijpelijke samengestelde zin.
Ik houd van pizza, maar niet van pasta.

Signaalwoorden kunnen ook 2 losstaande enkelvoudige zinnen aan elkaar verbinden. Ik houd van pizza. Ik houd echter niet van pasta.

Daarnaast kunnen signaalwoorden alinea's met elkaar verbinden.

Slide 7 - Tekstslide

Tekstverbanden
Uitspraak-opsomming 
Na een uitspraak worden verschillende dingen opgesomd.
Signaalwoorden: ook, verder, bovendien, daarnaast, nog, niet alleen...maar ook, ten eerste, ten tweede

Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen (= uitspraak).
In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook  vind ik het heerlijk om een spannend boek te lezen (= opsomming van drie zaken). 




Slide 8 - Tekstslide

Tekstverbanden
Uitspraak-tegenstelling
Na een uitspraak wordt het tegengestelde beweerd.
Signaalwoorden: maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds ...anderzijds, daar staat tegenover

Evert is een ontzettend avontuurlijke vent (= uitspraak).
Zijn vriend daarentegen is een enorme huismus die er geen behoefte aan heeft bijzondere dingen te beleven (= tegenstelling). 

Slide 9 - Tekstslide

Tekstverbanden
Uitspraak-voorbeeld 
Na een uitspraak volgt een voorbeeld / een aantal voorbeelden.
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, als voorbeeld, zo, zoals

Je kunt in de spits haast niet meer opschieten in de Randstad (= uitspraak).
Zo kost het je vaak twee uur om van Den Haag naar Rotterdam te reizen, een afstand die je normaal in twintig minuten aflegt (= voorbeeld).



Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!
Pak je boek (Op Niveau).
Ga naar blz. 143 en lees de theorie

Lees de tekst 7: Lachen en tanden laten zien
Log in bij Lessonup. 
Ga naar: Leesvaardigheid les 4
Maak vraag 1 t/m 4 op de volgende slides.

Slide 11 - Tekstslide

1. lees tekst 7 grondig

Slide 12 - Open vraag

2.a Zoek uit de tekst de 7 signaalwoorden voor zins- en alineaverband en schrijf ze hier op.
2.b Schrijf bij elk signaalwoord op welk verband het aangeeft.

Slide 13 - Open vraag

3. Waardoor komt het dat mensen niet dreigen als ze tijdens het lachen hun tanden laten zien?

Slide 14 - Open vraag

Klaar? Huiswerk!
Pak je boek (Op Niveau).
Ga naar blz. 144-145

Lees de tekst 8: Blussen maar!
Maak vraag 1, 4 , 6, 7, 8, 9 en 15

Slide 15 - Tekstslide

Einde van de les
Volgende week verder!

Slide 16 - Tekstslide