In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.
Voor mij of voor ik? --> Für mich oder für ich?
Door jij of door jou? --> Durch du oder durch dich?
Om hij of om hem? --> Um er oder um ihn?
Je gebruikt de woorden mich, dich, ihn, uns, euch o.a. bij:
für, ohne, durch, um, bis, gegen
Bij jou
Uit het
Naar hen
Met haar
Van mij
Aus
Von
Nach
Bei
Mit
ihm
mir
dir
ihr
ihnen