les 2 h7

Was machen wir heute?
1. Hausaufgaben:Leer woordjes A H7 en maak oef. 3 blz.. 51
leer de voorzetsels met de 4de naamval en maak oef. 10-12 blz. 56-57
Herhaal de geleerde grammatica en maak oef. 6-9 blz. 54-55
2. Arbeit am Thema Wohnen
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Was machen wir heute?
1. Hausaufgaben:Leer woordjes A H7 en maak oef. 3 blz.. 51
leer de voorzetsels met de 4de naamval en maak oef. 10-12 blz. 56-57
Herhaal de geleerde grammatica en maak oef. 6-9 blz. 54-55
2. Arbeit am Thema Wohnen

Slide 1 - Tekstslide

Seite 78 - 79 
Wörter A und Übung 3 Seite 51

Slide 2 - Tekstslide

Übung 3
1 Wohnung
2 Ort
3 Dorf
4 Nachbar
5 öffentliche Verkehrsmittel
6 Stadt
7 umziehen
8 Hof
9 richtig
10 Küche

Slide 3 - Tekstslide

Heraal Grammatica
Mache jetzt Übung 6 - 9 Seite 54 - 55

Slide 4 - Tekstslide

Übung 6
1 Es
2 sie
3 Sie
4 wir
5 Er
6 sie
7 ihr
8 du

Slide 5 - Tekstslide

Übung 7
1 mein
2 unser
3 meinen
4 den
5 eine
6 welche
7 unsere
8 den


Slide 6 - Tekstslide

Übung 8
1 Erdkunde
2 Geschichte
3 Französisch
4 Deutsch
5 Chemie
6 Mathe / Mathematik
7 Physik
8 Sport

Slide 7 - Tekstslide

Übung 10 - 12
Übung 10 - Praktische Opdracht

Slide 8 - Tekstslide


Aufgabe 11
1 ohne uns 2 für ihn 3 für mich 4 um sie
5 gegen mich
6 ohne Sie
7 gegen euch
8 durch sie
Aufgabe 12
1 ohne
2 gegen
3 um
4 durch
5 für


Slide 9 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoorden: 1e en 4e naamvall

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het
Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 4e naamval
timer
2:00
u
haar
hem
het
jou
ons
jullie
hen
mij
Sie
uns
ihn
euch
dich
sie
es
sie
mich

Slide 13 - Sleepvraag

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
timer
2:00
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 14 - Sleepvraag

Slide 15 - Link

Oefening Stencil Grammatica
Die krijg je van mij en maak je deel 3A; 7A en 11 A
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Noch ein paar Übungen auf einem Arbeitsblatt. 
1. Such dir 10 Wörter aus A und B und formuliert dazu Sätze. Dann schreiben wir die Sätze an die Wandtafel - aber lasst immer das Wort aus, das ihr aus der Lernliste benutzt habt. Die anderen raten, welches Wort fehlt. Denke bei der Satzbildung an die gelernte Grammatik. Die Sätze sollen aus minimal 5 Wörtern bestehen. Schreibt Jetzt die Wörter aus A und B in eine Tabelle :




2. Packt jetzt eure Arbeitsblätter mit der Grammatikübung - die Fälle

timer
10:00
Verben
Nomen (zelfstandig naamwoord)
andere Wörter

Slide 17 - Tekstslide

Noch ein paar Übungen auf einem Arbeitsblatt. 
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Arbeitsblatt: Meine Stadt
Übung 2 Arbeitsblatt maximal 5 Minuten - Zusammenarbeit - Wir besprechen diese Übung 
Aufgabe 3.1 - Einzelarbeit 
Aufgabe 3.2 - Einzelarbeit
Meinung Sagen und über eigene Wohnung, Stadt oder Dorf sprechen - Aufgabe 4; 5; 6 - Benutze auch die Wörter aus Kapitel 7
timer
3:00
timer
5:00

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Link

Arbeitsblatt: Meine Stadt
Mache Übung 1.1; - 3 Minuten - Einzelarbeit 
Übung 2 Arbeitsblatt maximal 5 Minuten - Zusammenarbeit
Aufgabe 3.1 - Einzelarbeit 
Aufgabe 3.2 - Einzelarbeit
Meinung Sagen und über eigene Wohnung, Stadt oder Dorf sprechen - Aufgabe 4; 5
timer
3:00
timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

Welche Wörter kennst du zum Thema Wohnen? Auf Deutsch? Besprich es in deiner Gruppe und trage es in lessonUp ein. Welche Gruppe hat die meisten Wörter gefunden?

Slide 23 - Woordweb

Welke woorden horen bij de der- Gruppe?

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Welke woorden horen bij de ein- Gruppe?

Slide 31 - Open vraag

voor
om
door
tegen
zonder

    für
   
    um

  durch

  gegen

  ohne

Slide 32 - Sleepvraag

Noem de voorzetsels waarna je de 4e naamval krijgt

Slide 33 - Open vraag

Lidwoorden in de 1e en 4e naamval

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Wir spielen Fußball gegen (alle)..... Mädchen.
A
jede
B
alle
C
jeden
D
allen

Slide 38 - Quizvraag

Durch (welche) ....... Lehrer (ev) ist er heraus geschickt?
A
welche
B
welcher
C
welchen
D
welchem

Slide 39 - Quizvraag

Das Theater ist um (de) ...... Ecke.
A
der
B
die
C
diese
D
das

Slide 40 - Quizvraag

Ohne (haar) ........ Tasche geht sie nicht aus.
A
seine
B
sie
C
ihr
D
ihre

Slide 41 - Quizvraag

(Ieder) ...... Spiel hat andere Regeln.
A
jede
B
jeden
C
jeder
D
jedes

Slide 42 - Quizvraag

Vul in:
(Door deze).......... Regen (m) bin ich nass geworden.

Slide 43 - Open vraag

Vul in:
Ich fahre nicht gern (zonder mijn)...... Freunde weg.

Slide 44 - Open vraag

Seite 56 - 57 
Übung 11 -12
Übung 19 - 21 Seite 62-63

Slide 45 - Tekstslide

Übung 11
1 ohne uns
2 für ihn
3 für mich
4 um sie
5 gegen mich
6 ohne Sie
7 gegen euch
8 durch sie

Slide 46 - Tekstslide

Übung 12
1 ohne
2 gegen
3 um
4 durch
5 für

Slide 47 - Tekstslide

Übung 19
1 ohne meine
2 durch den
3 gegen diese
4 um unseren
5 Für deine
6 Durch welche
7 um eure
8 gegen jede

Slide 48 - Tekstslide

Übung 20
1 ihren
2 meinen
3 sein
4 das
5 Unsere
6 deine
7 diese
8 ihren

Slide 49 - Tekstslide

Übung 21
1 Ich bin gegen den Umzug!
2 Ich laufe gern durch die Altstadt
3 um den
4 Für meine Eltern
5 ich kann sehr gut ohne einen Garten leben

Slide 50 - Tekstslide