Voorzetsels 3. naamval, persoonlijk vnw (herhaling 4)

Personal pronomen
  • Was ist das denn?
  • Was ändert sich?
  • Wie lerne ich das?
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Personal pronomen
  • Was ist das denn?
  • Was ändert sich?
  • Wie lerne ich das?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ik en mij
Hij kent mij pas twee dagen en heeft nu al samen met mij een auto gekocht....
twee situatie waarin verandering optreedt

Na een voorzetsel
Door de functie in de zin

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verliefd...
Ich bin so verliebt! Ohne ihn kann ich nicht leben.
Ich habe die ganze nacht von ihr geträumt. Mit mir wird sie glücklich sein. 
Für uns ist die Liebe gemacht worden...

Slide 3 - Tekstslide

Bewijzen van liefde....
In een overzicht...
3de: aus bei mit nach seit von zu außer gegenüber entgegen
4de: durch für gegen ohne um entlang
timer
4:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aufgabe
Schreibe die Übersetzung der Personalpronomen auf deinem Arbeitsblatt dazu.

ich
ik
mir
(aan/voor)mij
mich
mij

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsels met de vierde naamval (lv)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

durch
für
gegen
ohne
um
bis
entlang
door
voor
tegen
zonder
om
tot
langs, voorbij

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht: Vul op het uitgedeelde formulier de vertaling in!
Beispiele
Ohne dich kann ich nicht leben
Er hat Blumen für mich gekauft
Ich denke, ich bin euch entlang gelaufen!


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zij/haar: Den Kuchen hat sie für ... gebacken
A
sie
B
ihr
C
ihn

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

jullie: Gegen .... kann ich nicht gewinnen
A
ihr
B
uns
C
euch
D
sie

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsels met de derde naamval (MV)  meewerkend voorwerp

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
außer
gegenüber
entgegen
uit
bij
mee
naar (richting)
sinds
van
naar (personen)
behalve
tegenover
tegemoet

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht: Vul op het uitdeelde fomulier de vertaling in!
Beispiele
Kommst du heute zu mir?
Mit euch kann man immer lachen
Außer ihm kam niemand zu meiner Party



schema

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In een overzicht...
3de: aus bei mit nach seit von zu außer gegenüber entgegen
4de: durch für gegen ohne um entlang
timer
4:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Von (hem) hatte ich das nicht erwartet.
A
er
B
ihm
C
ihn

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wollt ihr mit (ons) in die Eisdiele
A
wir
B
uns
C
unser

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

   Soll ich heute aber zu (jou) kommen?
A
dir
B
du
C
dich
D
dein

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hast du noch mit (haar) darüber gesprochen?
A
sie
B
ihr
C
mich
D
dich

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gehst du mit (mij) shoppen?
A
ich
B
mir
C
mich
D
mein

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ich feiere bei (hun) mein Geburtstag.
A
sie
B
ihr
C
ihnen
D
euch

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ich gehe heute Nachmittag zu (haar)
A
sie
B
ihr
C
ihre

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Personal pronomen nach Präpositionen
Ik begrijp dit, heb dit geleerd en geoefend
Ik begrijp dit, maar moet dit nog leren en oefenen
Ik begrijp dit een beetje, ik weet waar ik dit kan nalezen
Ik bergrijp hier helemaal niets van, ik heb hulp nodig

Slide 23 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

ontleden en persoonlijke voorzetsels

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De zeurende ouder...
Heb je de hond nou al zijn eten gegeven?
Heb je het hem nou al gegeven?

Slide 25 - Tekstslide

Het gaat over mijn hond.... De zin in het Duits is qua volgorde precies hetzelfde natuurlijk

De zeurende ouder...
Hast du dem Hund jetzt schon sein Essen gegeben?
Hast du es ihm jetzt schon gegeben?

Slide 26 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden: In het Nederlands en in het Duits
Vergelijk:
Meine Oma hat mir eine neue Jacke gegeben.
Mijn oma heeft mij een nieuwe jas gegeven.

Warum lachst du mich aus?
Waarom lach je mij uit?

Slide 27 - Tekstslide

Zin 1 gebuik meewerkend voorwerp
Zin 2 geruik lijdend voorwerp
Aufgabe
Schreibe die Übersetzung der Personalpronomen auf deinem Arbeitsblatt dazu.

ich
ik
mir
(aan/voor)mij
mich
mij

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In een overzicht...
3de: aus bei mit nach seit von zu außer gegenüber entgegen
4de: durch für gegen ohne um entlang
timer
4:00

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik stuur haar een brief
Ich schicke ... einen Brief

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herr Holler verkauft (hem) sein Auto
A
er
B
ihm
C
ihn
D
es

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wir verraten (jullie) nicht, was der Überraschung ist!
A
ihr
B
ihnen
C
euch
D
sie

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sie hat schon einmal gelogen. Glaubst du (haar) jetzt?
A
sie
B
uns
C
ihnen
D
ihr

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

zij/hun/hen: Hat die Lehrerin das ... schon erzählt?
A
sie
B
ihnen
C
euch
D
uns

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Den Kuchen? Den hat sie ... gebacken!
A
dir
B
du
C
dich

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Personalpronomen
Ik begrijp dit en heb het geleerd en goed geoefend
Ik weet waar ik het kan nalezen, daarna leer en oefen ik
Ik hoef alleen nog te leren en te oefenen
Ik begrijp dit echt helemaal niet, ik heb hulp nodig

Slide 36 - Poll

Deze slide heeft geen instructies