4.9 spelling (les 2)

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

hoe schrijf je de volgende 2 woorden

Slide 6 - Open vraag

en hoe schrijf je de volgende 2 woorden?

Slide 7 - Open vraag

en de volgende 2?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

c.a.t.e.g.o.r.i.e.e.n.
A
Met apostrof
B
Zonder apostrof
C
Met trema
D
Zonder trema

Slide 13 - Quizvraag

Trema?
financien
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Trema?
tatoeage
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Trema?
poeziealbum
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Trema?
industriele
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Waar schrijf je een apostrof?
A
Dex vader
B
vaders jas

Slide 18 - Quizvraag

Waar is de apostrof goed geplaatst?
A
Lex's zusje
B
Lexs zusje
C
Lex' zusje

Slide 19 - Quizvraag

Onderdeel 6: apostrof

Welk woord is goed?

A
A4-tje
B
A4 tje
C
A4’tje
D
A4tje

Slide 20 - Quizvraag

Heb je een apostrof nodig in 'vwo er'?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Welk accent gebruik ik nu?
blèren
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe

Slide 22 - Quizvraag

Welk accent bevat dit woord?

coupé
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe

Slide 23 - Quizvraag

Welk accent bevat dit woord?

frêle
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe

Slide 24 - Quizvraag