H4 - T2 - BS2 en BS3: geslachtelijke voortplanting en hormonen

geslachtelijke voortplanting en hormonen
H4
Thema 2
Voortplanting
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

geslachtelijke voortplanting en hormonen
H4
Thema 2
Voortplanting

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kent de voordelen van geslachtelijke voortplanting (boven ongeslachtelijke voortplanting)
Je kunt uitleggen dat de leeftijd van de vrouw gekoppeld is aan de meiose
Je kunt genoommutaties op karyogrammen (specifiek) herkennen en benoemen
Je (her)kent de geslachtsorganen van man en vrouw en hun functies
Je kunt het begip negatieve terugkoppeling uitleggen en toepassen

Slide 2 - Tekstslide

Mitose
Meiose

Slide 3 - Sleepvraag

In welke fase van de meiose vindt crossing-over plaats?
A
Interfase
B
Meiose I
C
Meiose II
D
Homologe chromosomen

Slide 4 - Quizvraag

Waar bij hoort deze formule:
2N > N + N
A
Mitose
B
Meiose I
C
Meiose II
D
Bevruchting

Slide 5 - Quizvraag

Welke fase is in de afbeelding zichtbaar?
A
metafase van de mitose
B
metafase van de meiose 1
C
metafase van de meiose 2

Slide 6 - Quizvraag

Bestudeer de afbeeling. Er gaat hier iets fout tijdens de meiose 1: Leg uit wat er fout gaat.
Leg OOK uit hoe deze fout resulteert in bijv. syndroom van Down.

Slide 7 - Open vraag

Van welke genoommutatie is hier sprake
A
trisomie 13
B
trisomie 18
C
trisomie 21

Slide 8 - Quizvraag

Fouten in meiose 1
  • Fouten in de meiose 1 leiden tot onjuiste splitsing van chromosoomparen.
  • Dit wordt non-disjunctie genoemd
  • 2 van de 4 dochtercellen zullen na de meiose een chromosoom te veel hebben. 
  • 2 van de 4 dochtercellen zullen na de meiose een chromosoom te weinig hebben.
  • Fouten in meiose komen zowel bij man als vrouw voor
  • Hoe hoger de leeftijd van de vrouw, hoe groter de kans 

Slide 9 - Tekstslide

Over mannelijk vleesch:

Welk orgaan is maakt zaadcellen aan?
A
A
B
E
C
F
D
K

Slide 10 - Quizvraag

Over mannelijk vleesch:

De urineblaas is ...
A
A
B
B
C
C
D
H

Slide 11 - Quizvraag

Over mannelijk vleesch:

Een man bereikt zijn 'climax' en ejaculeert. via welke weg leggen zaadcellen de route 'naar buiten af?'
A
A, C, I en K
B
K, I, A, D, E en G
C
F/E, D, C en A
D
F/E, D, C, I en K

Slide 12 - Quizvraag

Over mannelijk vleesch:

Welke organen produceren een component van sperma?
A
E, A en H
B
F, B en C
C
A en B
D
E, F en H

Slide 13 - Quizvraag

Over vrouwelijk vleesch:

Hoeveel openingen heeft de vrouw in de schaamstreek?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quizvraag

Over vrouwelijk vleesch:

Welke organen produceren eicellen?
A
1
B
3
C
5
D
7

Slide 15 - Quizvraag

Over vrouwelijk vleesch:

Welke organen produceren eicellen?
A
1
B
3
C
5
D
7

Slide 16 - Quizvraag

Welk orgaan is dit?
A
de prostaat
B
de zaadblaasjes
C
een eierstok
D
de clitoris

Slide 17 - Quizvraag

Over geslachtsorganen
Namen hoef je niet te leren --> BINAS
Functies staan NIET in BINAS --> deze zul je wel moeten leren.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

10

Slide 21 - Video

Leerdoelen
Je kent de voordelen van geslachtelijke voortplanting (boven ongeslachtelijke voortplanting)
Je kunt uitleggen dat de leeftijd van de vrouw gekoppeld is aan de meiose
Je kunt genoommutaties op karyogrammen (specifiek) herkennen en benoemen
Je (her)kent de geslachtsorganen van man en vrouw en hun functies
Je kunt het begip negatieve terugkoppeling uitleggen en toepassen

Slide 22 - Tekstslide

01:13
GnRH stimuleert de hypofyse tot:
A
de aanmaak van FSH en LH bij vrouwen
B
de aanmaak van FSH en LH bij mannen
C
de aanmaak van FSH en LH bij mannen en vrouwen

Slide 23 - Quizvraag

04:10
Waar zijn de cellen van Leydig gevoelig voor en wat gaan ze dan doen?
A
Ze zijn gevoelig voor FSH, ze gaan dan zaadcellen produceren
B
Ze zijn gevoelig voor FSH en ze gaan dan testosteron produceren
C
Ze zijn gevoelig voor LH en gaan dan zaadcellen produceren
D
Ze zijn gevoelig voor LH en gaan dan testosteron produceren

Slide 24 - Quizvraag

04:38
Het proces waarbij de vorming van een hormoon de vorming van een eerder hormoon REMT heet ...
A
negatieve terugkoppeling
B
positieve terugkoppeling
C
neutrale terugkoppeling
D
vooruitkoppeling

Slide 25 - Quizvraag

08:07
Wat is een follikel?
A
een andere naam voor eicel
B
een met vocht gevuld blaasje met daarin de eicel
C
een met vocht gevuld blaasje met daarin de eicel, omringd door voedingscellen

Slide 26 - Quizvraag

10:17
FSH stimuleert...
A
ontwikkeling follikel EN productie oestrogeen
B
ontwikkeling geel lichaam EN productie progesteron

Slide 27 - Quizvraag

10:26
Als er geen bevruchting is, dan
A
vervalt het geel lichaam en worden oestrogenen en progesteron niet meer aangemaakt en start de menstruatie
B
wordt het geel lichaam gestimuleerd en blijft er oestrogeen en progesteron gemaakt worden, daardoor start de menstruatie

Slide 28 - Quizvraag

04:10
Onder invloed van FSH gaan Sertoli-cellen
A
zaadproductie remmen
B
zaadproductie stimuleren
C
testosteronproductie remmen
D
testosteronproductie stimuleren

Slide 29 - Quizvraag

04:10
De cellen van Sertoli zijn gevoelig voor
A
FSH
B
LH

Slide 30 - Quizvraag

01:13
GnRH is een releasing hormoon dat ...
A
in de hypothalamus wordt gemaakt en als doelwit orgaan de hypofyse heeft
B
in de hypofyse wordt gemaakt en als doelwit orgaan de hypothalamus heeft

Slide 31 - Quizvraag

01:13
Wat is een hormoon?
A
Een signaalstof
B
Een signaalstof, gemaakt door een hormoonklier
C
Een signaalstof, gemaakt door een hormoonklier dat via het bloed wordt vervoerd
D
Een signaalstof, gemaakt door een hormoonklier dat via het bloed wordt vervoerd en een werking heeft op een doelwitorgaan

Slide 32 - Quizvraag