pv vinden met tijdproef
1 / 22
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Hoe vind je de persoonsvorm met de tijdproef?
Slide 2 - Woordweb
Ik weet hoe ik de persoonsvorm kan vinden met de tijdproef.
😒🙁😐🙂😃
Slide 3 - Poll
Staat de zin en de t.t. of de v.t.?
Kijk een naar de oude foto uit 1894.
A
t.t.
B
v.t.
Slide 4 - Quizvraag
Staat de zin en de t.t. of de v.t.?
Wat zie je aan de kleren van de kinderen?
A
t.t.
B
v.t.
Slide 5 - Quizvraag
Staat de zin en de t.t. of de v.t.?
Het meisje rechts draagt een lange jurk met een schort.
A
t.t.
B
v.t.
Slide 6 - Quizvraag
Staat de zin en de t.t. of de v.t.?
Dat schort beschermde haar jurk tegen vuil.
A
t.t.
B
v.t.
Slide 7 - Quizvraag
Staat de zin en de t.t. of de v.t.?
De schorten gingen in de kookwas.
A
t.t.
B
v.t.
Slide 8 - Quizvraag
Staat de zin en de t.t. of de v.t.?
In die tijd bestonden er nog geen wasmachines.
A
t.t.
B
v.t.
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm? Doe de tijdproef. Schrijf het antwoord in de v.t.
Het jongetje rechts draagt een kiel.
Het jongetje rechts draagt een kiel.
Slide 10 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm? Doe de tijdproef. Schrijf het antwoord in de v.t.
Een kiel lijkt wel wat op een bloes.
Een kiel lijkt wel wat op een bloes.
Slide 11 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm? Doe de tijdproef. Schrijf het antwoord in de v.t.
Een kiel kun je niet beschouwen als een modegril.
Een kiel kun je niet beschouwen als een modegril.
Slide 12 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm? Doe de tijdproef. Schrijf het antwoord in de t.t.
Tot in de jaren '30 zaten jongens in een kiel in de klas.
Tot in de jaren '30 zaten jongens in een kiel in de klas.
Slide 13 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm? Doe de tijdproef. Schrijf het antwoord in de t.t.
Op een kiel mocht je lekker knoeien.
Op een kiel mocht je lekker knoeien.
Slide 14 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm? Doe de tijdproef. Schrijf het antwoord in de v.t.
Draag jij wel eens een kiel?
Draag jij wel eens een kiel?
Slide 15 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm? Doe de tijdproef. Schrijf het antwoord in de v.t.
De kinderen op de foto kunnen de ouders van jouw opa of oma zijn.
De kinderen op de foto kunnen de ouders van jouw opa of oma zijn.
Slide 16 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm? Doe de tijdproef. Schrijf het antwoord in de v.t.
Maar je opa kan best een kiel gedragen hebben.
Maar je opa kan best een kiel gedragen hebben.
Slide 17 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm? Doe de tijdproef. Schrijf het antwoord in de v.t.
Op de modefoto zie je hippe kinderen uit 1975 in een kiel.
Op de modefoto zie je hippe kinderen uit 1975 in een kiel.
Slide 18 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm? Doe de tijdproef. Schrijf het antwoord in de v.t.
Als je de foto's vergelijkt zie je wel een paar verschillen.
Als je de foto's vergelijkt zie je wel een paar verschillen.
Slide 19 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm? Doe de tijdproef. Schrijf het antwoord in de v.t.
Dat hoort bij mode.
Dat hoort bij mode.
Slide 20 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm? Doe de tijdproef. Schrijf het antwoord in de v.t.
Misschien bedenken de modeontwerpers een nieuw soort kiel.
Misschien bedenken de modeontwerpers een nieuw soort kiel.
Slide 21 - Open vraag
Hoe vond je het gaan?
😒🙁😐🙂😃
