Spelling - tussenletters in samenstellingen
1 / 14
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Geef een voorbeeld van
een samenstelling.
een samenstelling.
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Wil je tomatensoep, kerriesoep of ........?
A
groentensoep
B
groentessoep
C
groentesoep
Slide 8 - Quizvraag
Maak een correcte samenstelling van:
station + chef
station + chef
Slide 9 - Open vraag
Maak een correcte samenstelling van:
dakloze + krant
dakloze + krant
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
In de ........ klom ik naar het raamkozijn.
A
manenschijn
B
maneschijn
Slide 12 - Quizvraag
Dat is ........ (beer + goed).
Slide 13 - Open vraag
Noem drie dingen die je deze les hebt geleerd.
