Regel bij regelmatige werkwoorden:
Stap 1: Neem het hele werkwoord.
exemple: manger, regarder, finir, partir etc.
Stap 2: Plak de juiste uitgangen achter het
hele werkwoord.
je- ai ; tu- as, il,elle,on- a ; nous-ons; vous-ez ;
ils,elles meervoud: ont