3D unité 2

Reminder:

donderdag 30 september: SO unité 1-> apprendre 2 t/m 6 + vragend voornaamwoord + passé composé

woensdag 6 oktober: uiterste inleverdatum praktische opdracht
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransWOStudiejaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Reminder:

donderdag 30 september: SO unité 1-> apprendre 2 t/m 6 + vragend voornaamwoord + passé composé

woensdag 6 oktober: uiterste inleverdatum praktische opdracht

Slide 1 - Tekstslide

Unité 2: Le Nord-ouest
- planning staat in ItsLearning
- apprendre 1 t/ m 8
- grammatica: ontkenning (herhaling); futur (nieuw); werkwoorden boire, croire en werkwoorden op -ir (gebruik verbuga) 
- We gaan de film "Bienvenue chez les Ch'tis kijken"

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Que faire, que voir, que visiter?

Slide 4 - Tekstslide

Arras

Slide 5 - Tekstslide

Berck

Slide 6 - Tekstslide

Bergues

Slide 7 - Tekstslide

Boulogne sur mer

Slide 8 - Tekstslide

Calais

Slide 9 - Tekstslide

Cambrai

Slide 10 - Tekstslide

Cap blanc nez

Slide 11 - Tekstslide

Quelle est la capitale de la région Hauts-de France?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Welke ontkenningen ken je allemaal?

Slide 14 - Open vraag

Wat is de regel over de plaats van de ontkenning in de zin?

Slide 15 - Open vraag

Ik denk niet

Slide 16 - Open vraag

Zij eten niets.

Slide 17 - Open vraag

Pierre ziet niemand.

Slide 18 - Open vraag

Niemand ziet Pierre(!)

Slide 19 - Open vraag

Wij hebben nog niet gegeten.

Slide 20 - Open vraag

Exercice 7

Slide 21 - Tekstslide

De toekomende tijd
Demain je partirai à la mer avec mes copines.
Nous nagerons ensemble. Mon frère sera là aussi.
Il jouera du piano dans le salon.

Vous aurez de la farine?
Je serai très contante.

Slide 22 - Tekstslide

Le futur: Ik zal ......
Regel bij regelmatige werkwoorden: 
Stap 1: Neem het hele werkwoord.
exemple: manger, regarder, finir, partir etc.

Stap 2: Plak de juiste uitgangen achter het
hele werkwoord.
je- ai ; tu- as, il,elle,on- a ; nous-ons; vous-ez ;
ils,elles meervoud: ont

Slide 23 - Tekstslide

Ont

Slide 24 - Tekstslide

Onregelmatig: zijn en hebben
Stam être: ser
Stam avoir: aur

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

onregelmatige stammen
Pourr= stam: pouvoir = hele werkwoord : kunnen                        
tiendr: tenir: vasthouden
Mettr: mettre: neerleggen--> eindigt het werkwoord op een e? haal die weg
ir: aller: gaan
viendr: venir: komen
saur: savoir: weten
voudr: vouloir: willen
fer: faire: doen/maken

Slide 27 - Tekstslide

timer
3:00
Ik
Jij
Hij
Zij (👩🏼)
Wij / Men
Wij
Jullie / U
Zij (👩🏼👩🏼)
Zij (👨🏽👨🏽)
Je
Tu
Il
Elle
On
Nous
Vous
Ils
Elles

Slide 28 - Sleepvraag

Sleep de uitgangen van de futur simple naar de juiste plek.
ai
as
a
ons
ez
ont
je partir
tu partir
il, elle on partir
nous partir
vous partir
ils, elles partir

Slide 29 - Sleepvraag