Feiten, meningen en argumenten 3K okt 24

Welkom
Ga rustig zitten (plattegrond).

Pak je NN, leesboek, pen, schrift.

Telefoon thuis of in de kluis

HUISWERK CONTROLEREN
(indien nodig)



Het is krap in dé winkelstraat van Tiel, publiek wurmt zich langs spaghetti van buizen en kabels
Het is drie weken even heel krap en soms een stukje omlopen voor het kooplustige publiek in de Tielse Waterstraat. Wie in dit smalste stukje winkelstraat de leidingen-, kabels- en buizenspaghetti ziet, snapt waarom.
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Ga rustig zitten (plattegrond).

Pak je NN, leesboek, pen, schrift.

Telefoon thuis of in de kluis

HUISWERK CONTROLEREN
(indien nodig)



Het is krap in dé winkelstraat van Tiel, publiek wurmt zich langs spaghetti van buizen en kabels
Het is drie weken even heel krap en soms een stukje omlopen voor het kooplustige publiek in de Tielse Waterstraat. Wie in dit smalste stukje winkelstraat de leidingen-, kabels- en buizenspaghetti ziet, snapt waarom.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Slide 3 - Link

timer
15:00
15 minuten in stilte zelfstandig lezen.

1

Slide 4 - Tekstslide

  • Lezen
  • Huiswerk nakijken
  • Herhaling vorige les
  • Doelen van de les
  • Mening, argument en conclusie
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik vorige les
Nu kan ik...

  • onderwerp
  • hoofdgedachte
  • deelonderwerp
  • kernzinnen
  • tekstdoelen
  • tekstverbanden + signaalwoorden

... in een tekst herkennen


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Reflecteer voor jezelf: vind je dat je deze onderdelen echt kunt herkennen in teksten?

Nee?

Wat heb je nodig van je docent?
- meer uitleg?
- meer oefenen?
- iets anders?

Slide 8 - Tekstslide

Vragen?

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoelen deze les

  1. Ik kan uitleggen wat een feit, een mening en een argument is.
  2. Ik kan feiten, meningen en argumenten in teksten herkennen.
  3. Ik kan de juiste signaalwoorden noemen bij feiten, meningen en argumenten.

Schrijf deze doelen in je schrift, zodat je aan het eind van de les kan controleren of je de doelen hebt behaald.

Slide 10 - Tekstslide

feiten, meningen en argumenten

Slide 11 - Tekstslide

Belangrijk, omdat...
Feiten en meningen kunnen herkennen in het dagelijks leven.
Weten wat 'echt' is en wanneer een mening 'verpakt' wordt als feit.

Blijf altijd kritisch nadenken!

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

5

Slide 14 - Video

00:00
Schrijf een zin op die begint met: 'Ik vind...'

Voorbeeld: Ik vind dat mobieltjes in school verboden moet worden.

Slide 15 - Open vraag

00:21
Noem 3 dingen om vast te stellen of iets een feit is

Slide 16 - Open vraag

00:34
Schrijf een zin op waarin een feit staat.

Slide 17 - Open vraag

00:55
Signaalwoorden voor een mening zijn
A
ik vind, naar mijn mening, dat is zo
B
volgens mij, naar mijn mening, ik denk
C
ik denk, dat is zo, uit het onderzoek blijkt
D
ik verwacht, ik vind, volgens mij

Slide 18 - Quizvraag

01:18
Noem 3 signaalwoorden bij een argument
A
daarom, vanwege, ook
B
maar, echter, toch
C
want, omdat, immers
D
want, en, dus

Slide 19 - Quizvraag

feit en mening

Slide 20 - Tekstslide

Signaalwoorden
Neem dit schema over in je schrift.

Slide 21 - Tekstslide

Feit of mening?
De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt 50 euro kleedgeld per maand.





Een feit: je kunt controleren of dit waar is.

Slide 22 - Tekstslide

Feit of mening?
      Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen.
Je herkent een mening aan signaalwoorden:
ik vind dat...
volgens mij...
ik ben van mening dat...

Slide 23 - Tekstslide

Argumenten
  • Een argument is een uitleg waarmee je een mening ondersteunt.
  • Je herkent een argument aan signaalwoorden:


  • Voorbeeld
    Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument)
want, namelijk, omdat

Slide 24 - Tekstslide

Conclusie
Na de meningen en alle argumenten trekt de schrijver aan het eind van een tekst vaak een conclusie. Een conclusie is een soort eindoordeel bij het standpunt (mening).




Je herkent een conclusie aan signaalwoorden, zoals: 
  • dus, 
  • concluderend, 
  • dat betekent.
Voorbeeld
Bijvoorbeeld: Je kunt het beste een stageplek zoeken die je leuk vindt, want dan houd je het langer vol. Dat betekent dat je het beste nog even door kunt gaan met zoeken.

Slide 25 - Tekstslide

Alle jongeren zijn lui
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 26 - Quizvraag

In de gemeente Tiel wonen ongeveer 42.372 inwoners.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 27 - Quizvraag

Er is een grote brand uitgebroken op het industrieterrein.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
D
Conclusie

Slide 28 - Quizvraag

Bij de brand is asbest vrijgekomen. Dat betekent dat alle ramen en deuren dicht moeten.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
D
Conclusie

Slide 29 - Quizvraag

Even oefenen 
Schrijf van de volgende zinnen, de argumenten op en onderstreep het signaalwoord.

  1. Ik vind geel een mooie kleur, want als ik die kleur zie word ik vrolijk. 
  2. Omdat hij een mooie stem heeft, vind ik de muziek van Frans Bauer leuk! 
  3. Zij vind het leuk om te sporten, want dan kan ze haar energie kwijt.


Slide 30 - Tekstslide

Even oefenen (antwoorden)
Schrijf van de volgende zinnen, de argumenten op. 

  1. want als ik die kleur zie word ik vrolijk. 
  2. Omdat hij een mooie stem heeft, 
  3. want dan kan ze haar energie kwijt.


Slide 31 - Tekstslide

STELLING 1
De straf voor pestende kinderen moet worden bepaald door leerlingen uit een andere klas.

Ik vind ......, omdat ......

Slide 32 - Tekstslide

STELLING 2
De verkoop van fastfood moet worden verboden.

Ik vind ......, omdat ......

Slide 33 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
Mening
Ik vind, volgens mij, naar mijn mening
Argument
want, omdat
Conclusie
Dus, al met al, dat betekent, concluderend

Slide 34 - Tekstslide

Heb jij de lesdoelen behaald?

  1. Ik kan uitleggen wat een feit, een mening en een argument is.
  2. Ik kan feiten, meningen en argumenten in teksten herkennen.
  3. Ik kan de juiste signaalwoorden noemen bij feiten, meningen en argumenten.


Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Zelfstandig werken 
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
Blz. 18-23, opdracht 1 t/m 7.


Hoe
zachtjes samenwerken mag
Tijd
30 minuten
Klaar?
maak opdracht 8a (materiaal bij de docent op te halen) of ga lekker lezen
Resultaat

Slide 37 - Tekstslide

Einde LessonUp!
Bedankt voor jullie aandacht!

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Vragen?

Slide 40 - Tekstslide


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof

Slide 41 - Poll

Ik kan goed onderscheid maken tussen feiten en meningen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Poll

Feit
Mening
Er zijn 22 soorten aasgieren
Het heeft al een week niet geregend
Hij komt altijd op de fiets
Dat was een spannende film
Ik vind de zomer veel leuker
Zij vindt friet het allerlekkerst

Slide 43 - Sleepvraag

Omdat ik een goed cijfer wil halen, maak ik mijn huiswerk.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 44 - Quizvraag

Feit
Mening
Er zijn 22 soorten aasgieren
Het heeft al een week niet geregend
Hij komt altijd op de fiets
Dat was een spannende film
Ik vind de zomer veel leuker
Zij vindt friet het allerlekkerst

Slide 45 - Sleepvraag

Slide 46 - Link