In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Overbelasting
Kortsluiting
Slide 5 - Sleepvraag
Kortsluiting 1
Slide 6 - Tekstslide
Kortsluiting 2
Slide 7 - Tekstslide
Overbelasting
Slide 8 - Tekstslide
Vermogen en Energie
Slide 9 - Tekstslide
Leerdoel
Ik kan het energieverbruik berekenen met de formule E = P x t
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Slide 12 - Tekstslide
Vermogen
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, noem je het vermogen. De afkorting voor vermogen is de hoofdletter P van het Engelse woord voor vermogen, power. Een eenheid van vermogen is de watt
(W).
Slide 13 - Tekstslide
Vermogen - typeplaatje
Een boormachine van 300 watt zal niet zo makkelijk een gat boren als een boormachine van 800 watt.
Apparaten met een hoger vermogen kunnen meer.
Meer vermogen meer gebruik van elektrische energie.
Hoe groter het vermogen van een apparaat, hoe meer het apparaat kost om het te gebruiken.
Een typeplaatje vind je vaak achterop of onderop een elektrisch apparaat.Op het typeplaatje vind je het vermogen van een apparaat.
Slide 14 - Tekstslide
Elektrische energie thuis
Om precies te meten hoeveel elektrische energie je gebruikt, zit er in de meterkast een meter die de elektrische energie meet in kilowattuur (kWh). Zo'n meter noem je een kilowattuurmeter.
Tegenwoordig wordt de informatie van de kwh-meter door de digitale kwh-meter zelf, via de elektriciteitskabels doorgegeven aan de energie-maatschappij.
Kilowattuurmeter
Een apparaat dat de verbruikte elektrische energie meet. Deze vind je vaak in een meterkast.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Energieverbruik
E = P x t
Slide 17 - Tekstslide
Vermogen
2
1
Slide 18 - Tekstslide
4 stappenplan
1
2
3
4
5
Slide 19 - Tekstslide
Opdracht 1
Gegeven:
Gevraagd:
Formule:
Berekening:
Resultaat:
Slide 20 - Tekstslide
Uitwerking opdracht 1
Slide 21 - Tekstslide
Opdracht 2
Gegeven:
Gevraagd:
Formule:
Berekening:
Resultaat:
Slide 22 - Tekstslide
Uitwerking opdracht 2
Slide 23 - Tekstslide
Symbool voor de eenheid van Energie
A
P
B
E
C
W
D
kWh
Slide 24 - Quizvraag
Symbool voor de grootheid Energie
A
P
B
E
C
W
D
kWh
Slide 25 - Quizvraag
Een gloeilamp is aangesloten op een spanning van 230 V. Door de lamp loopt een stroomsterkte van 0,5 A. De lamp brandt 10 uur. Wat is het energieverbruik?
A
1150 kWh
B
1,15 kWh
C
4600 kWh
D
21,7 kWh
Slide 26 - Quizvraag
Een strijkijzer heeft een vermogen van 800 W. Het strijkijzer staat per maand 10 uur aan. 1 kWh kost € 0,15. Wat zijn de kosten voor energie per jaar voor dit strijkijzer?
A
€ 14400
B
€ 12000
C
€ 14,40
D
€ 1,20
Slide 27 - Quizvraag
Een kantoor is voorzien van 26 TL buizen van 80 W. De verlichting staat iedere werkdag 9 uur aan. Het kantoor is 2 van de 52 weken per jaar dicht. Hoeveel energie wordt er in een jaar door de verlichting gebruikt?