Welkom Brugklas vr 7-11-2024
1 / 55
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is niet met een hoofdletter?
A
Begin van de zin
B
Namen
C
Zelfstandige naamwoorden (ding/persoon)
D
Bijvoeglijke naamwoorden (omschrijving)
Slide 2 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C
Slide 3 - Quizvraag
Hoofdletters
Waar staan de hoofdletters goed?
Waar staan de hoofdletters goed?
A
dhr. van Leeuwen
B
Stef van Leeuwen
C
stef van Leeuwen
D
Stef Van leeuwen
Slide 4 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau
Slide 5 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
december
B
December
Slide 6 - Quizvraag
Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland
Slide 7 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
lente
B
Lente
Slide 8 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Januari
B
januari
Slide 9 - Quizvraag
Hoofdletters:
waar staan de hoofdletters goed?
waar staan de hoofdletters goed?
A
Ik ken stef Van leeuwen
B
Ik ken Stef van Leeuwen
C
ik ken stef van Leeuwen
D
ik ken Stef Van leeuwen
Slide 10 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Gucci
B
gucci
Slide 11 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Volkskrant
B
volkskrant
Slide 12 - Quizvraag
Hoofdletters en leestekens
Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
A
aan het begin van de zin
B
bij namen
C
namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken
D
bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid
Slide 13 - Quizvraag
Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Kerstmis
B
kerstmis
Slide 14 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Stationsstraat
B
stationsstraat
Slide 15 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
titanic
B
Titanic
Slide 16 - Quizvraag
Kloppen de leestekens?
A
Sanne zegt: Mijn fiets staat nog op school.
B
Sanne zegt: 'Mijn fiets staat nog op school.'
C
Sanne zegt: 'Mijn fiets staat nog op school'
D
Sanne zegt 'Mijn fiets staat nog op school.'
Slide 17 - Quizvraag
Bij welke kloppen de leestekens?
A
De bosmaaier start niet; de accu is leeg.
B
De bosmaaier start niet, de accu is leeg.
C
De bosmaaier start niet de accu; is leeg.
D
De bosmaaier start niet: de accu is leeg.
Slide 18 - Quizvraag
Wat zijn leestekens?
A
Punt, vraagteken, uitroepteken
B
Hoofdletter, alinea en namen
C
Afspraken
D
Onnodig
Slide 19 - Quizvraag
Bij welke kloppen de leestekens?
A
Als jullie klaar zijn, mogen jullie gaan?
B
Als jullie klaar zijn, mogen jullie gaan!
Slide 20 - Quizvraag
leestekens zijn:
A
alleen hoofdletters
B
hoofdletters, komma's, punten en vraagtekens
C
punten, vraagtekens, uitroeptekens, komma's,
D
A,B en C zijn juist
Slide 21 - Quizvraag
Kloppen de leestekens?
A
Als jullie klaar zijn mogen jullie gaan ?
B
Als jullie klaar zijn, mogen jullie gaan !
Slide 22 - Quizvraag
Wat is juist?
Let op de leestekens
Let op de leestekens
A
Betty wil jij de was ophangen?
B
Betty, wil jij de was ophangen?
C
Betty wil jij, de was ophangen?
D
Betty, wil jij, de was ophangen?
Slide 23 - Quizvraag
Wat is juist?
Let op de leestekens
Let op de leestekens
A
Dat, heb je goed gedaan Saartje.
B
Dat heb je, goed gedaan Saartje.
C
Dat heb je goed gedaan Saartje.
D
Dat heb je goed gedaan, Saartje.
Slide 24 - Quizvraag
Wat is de term voor alle leestekens?
A
punctualiteit
B
interpellatie
C
interpunctie
Slide 25 - Quizvraag
Waar kloppen de leestekens?
A
Harm zei: "Doe dat nooit weer!"
B
Harm zei: "Doe dat nooit weer"!
C
Harm zei: "doe dat nooit weer! "
D
Harm zei, "Doe dat nooit weer!"
Slide 26 - Quizvraag
Leestekens: een zin eindigt met ...
A
aanhalingstekens
B
een komma
C
een dubbele punt
D
een punt
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Tekstslide
Hoeveel bn tel jij?
In een klein bootje varen de avontuurlijke jongens op de woeste rivier.
In een klein bootje varen de avontuurlijke jongens op de woeste rivier.
A
1
B
2
C
3
Slide 29 - Quizvraag
Noteer de bijvoeglijke naamwoorden:
In de papieren doos zitten oude, geschreven brieven.
In de papieren doos zitten oude, geschreven brieven.
Slide 30 - Open vraag
Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast
Slide 31 - Quizvraag
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden eindigen bijna altijd op -en.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 32 - Quizvraag
Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord.
A
de rode muur
B
de roden muur
Slide 33 - Quizvraag
Welk bijvoeglijk naamwoord is goed gespeld?
A
de vergrote foto
B
de vergrootte foto
Slide 34 - Quizvraag
Welk bijvoeglijk naamwoord is goed gespeld?
A
het verzette uur
B
het verzete uur
Slide 35 - Quizvraag
Wat is de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord: "financieel"
A
financieele
B
financiële
C
financieële
D
financielen
Slide 36 - Quizvraag
Wat is de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord: "dwaas"
A
dwaase
B
dwaaze
C
dwaze
D
dwase
Slide 37 - Quizvraag
Kies de juiste spelling.
Meervoud van auto
Meervoud van auto
A
auto's
B
autoo's
C
autos
D
auto-s
Slide 38 - Quizvraag
Meervoud van tv
A
tvs
B
tv'en
C
tv'tjes
D
tv's
Slide 39 - Quizvraag
Meervoud van thema
A
themaas
B
themaa's
C
thema,s
D
thema's
Slide 40 - Quizvraag
Meervoud van horloge
A
horloge's
B
horloge-s
C
horloges
D
horlogees
Slide 41 - Quizvraag
Meervoud van kiwi
A
kiwis
B
kiwi's
C
kiwies
D
kiewies
Slide 42 - Quizvraag
Meervoud van baby
A
babies
B
babyies
C
baby's
D
babys
Slide 43 - Quizvraag
Meervoud van essay
A
essays
B
essayes
C
essay's
D
essayen
Slide 44 - Quizvraag
Meervoud van oma
A
omaas
B
omaa's
C
oma'en
D
oma's
Slide 45 - Quizvraag
Meervoud van race
A
race's
B
races
C
racen
D
racens
Slide 46 - Quizvraag
Wat is het verkleinwoord van 'het verkleinwoord'?
A
de verkleinwoorden
B
het
C
het kleinere woord
D
het verkleinwoordje
Slide 47 - Quizvraag
Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
Kano'tje
B
Kanotje
C
Kanoo'tje
D
Kanootje
Slide 48 - Quizvraag
Wat is het verkleinwoord van wandeling?
Slide 49 - Open vraag
Noteer het verkleinwoord:
brug
Slide 50 - Open vraag
Noteer het verkleinwoord:
baby
Slide 51 - Open vraag
Noteer het verkleinwoord:
auto
Slide 52 - Open vraag
Noteer het verkleinwoord:
film
Slide 53 - Open vraag
Noteer het verkleinwoord:
ketting
Slide 54 - Open vraag
Wat is het verkleinwoord van
bij?
bij?
