In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Taalkunde
Diagnostische quiz
Slide 1 - Tekstslide
Benoem de 6 subdisciplines van de taalkunde.
Slide 2 - Open vraag
De ... onderzoekt de klanken die in een taal voorkomen.
A
fonetiek
B
morfologie
C
fonologie
D
semantiek
Slide 3 - Quizvraag
De ... bestudeert de opbouw van woorden.
A
fonetiek
B
pragmatiek
C
syntaxis
D
morfologie
Slide 4 - Quizvraag
Behoort de volgende uitspraak tot de prescriptieve of de descriptieve grammatica?
'In de hij- en zij-vorm voeg je bij werkwoorden een 't' toe'
A
descriptieve grammatica
B
prescriptieve grammatica
Slide 5 - Quizvraag
Het trillen van de stembanden bij het maken van klanken noemen we...
A
initiatie
B
fonatie
C
articulatie
Slide 6 - Quizvraag
'Articuleren' betekent...
Slide 7 - Open vraag
Welke term past bij de volgende omschrijving?
'Bestudeert de opbouw van woorden'
A
Fonologie
B
Morfologie
C
Semantiek
D
Fonetiek
Slide 8 - Quizvraag
Spraakklanken die betekenisonderscheidend zijn, noemen we ...
Slide 9 - Open vraag
Geef een voorbeeld van twee woorden met daarin een betekenisonderscheidende klank.
Slide 10 - Open vraag
Geef de betekenis van het begrip 'assimilatie'.
Slide 11 - Open vraag
Welke klank assimileert in het woord 'asbak'? In welke klank verandert deze klank dan?
Slide 12 - Open vraag
Onderstaande woorden bestaan allemaal uit...:
renner - onterecht - gezeik - verliefdheid
A
Gebonden morfeem - vrij morfeem
B
Vrij morfeem - gebonden morfeem
C
Vrij morfeem - vrij morfeem
D
Gebonden morfeem - gebonden morfeem
Slide 13 - Quizvraag
De volgende woorden voorbeelden van...: stoelpoot - liefste - sliep
A
derivatie - flexie - samenstelling
B
flexie - derivatie - samenstelling
C
samenstelling - flexie- derivatie
D
samenstelling - derivatie - flexie
Slide 14 - Quizvraag
Bedenk een voorbeeld voor een woord dat op de volgende manier is samengesteld:
bijvoeglijk naamwoord + zelfstandig naamwoord
Slide 15 - Open vraag
Van welke combinatie is er sprake in onderstaand woord?
Bewonderaar
A
Zelfstandig naamwoord + gebonden morfeem
B
Werkwoord + gebonden morfeem
C
Bijvoeglijk naamwoord + gebonden morfeem
Slide 16 - Quizvraag
'Ik heb Naomi's fiets niet gestolen.'
Afhankelijk van waar de klemtoon ligt, kan bovenstaande zin zes verschillende betekenissen hebben. Noem er twee.
Slide 17 - Open vraag
Van welk soort ambiguïteit is er sprake in onderstaande zin?
'Het meisje dat Gino gezoend heeft, laat niks meer van zich horen.'
A
Syntactische
B
Semantische
Slide 18 - Quizvraag
Woordgroepen die bestaan uit woorden die syntactisch gezien bij elkaar horen, noemen we...
Slide 19 - Open vraag
Benoem de VP (verb phrase) van onderstaande zin:
De erg oud geworden man loopt niet meer zo hard.
Slide 20 - Open vraag
Zinsvolgorde
De basisstructuur van zinnen kunnen we duidelijk maken aan de hand van drie elementen die in zinnen vaak voorkomen:
subject - verbum - object
Slide 21 - Tekstslide
Welke basisvolgorde kent het Nederlands?
A
SOV
B
SVO
C
VSO
D
OSV
Slide 22 - Quizvraag
SOV, want...
in zinnen met hulpwerkwoorden staat het belangrijkste werkwoord achteraan ('Ik ga een appel eten')
kinderen plaatsen werkwoorden achteraan (boekje lezen)
als een werkwoord als zelfstandig naamwoord wordt gebruikt (nominalisatie), wordt het object voor het verbum geplaats ('Dat alsmaar naar de wokchinees gaan van klas V5 moet stoppen)
Slide 23 - Tekstslide
De semantiek houdt zich bezig met...
Slide 24 - Open vraag
Woorden gevormd door klanknabootsing noemen we...
Slide 25 - Open vraag
Wat is het hyperoniem van 'eik'?
A
den
B
beuk
C
boom
Slide 26 - Quizvraag
Noem een hyponiem voor 'dier'
Slide 27 - Open vraag
'Antoniemen' zijn woorden die...
Slide 28 - Open vraag
'Ik heb dit weekend Gorter gelezen.'
In bovenstaande zin is sprake van een...
A
metafoor
B
metoniem
Slide 29 - Quizvraag
'Gisteren was het mooi weer'
Waarom is er in bovenstaande zin sprake van deixis?
Slide 30 - Open vraag
De discipline van de taalkunde die zich bezighoudt met de vraag hoe mensen taal gebruiken, noemen we...
Slide 31 - Open vraag
'Ik ben blij dat je eindelijk weer terug bent!'
Hier is sprake van een...
A
assertieve taalhandeling
B
expressieve taalhandeling
C
directieve taalhandeling
D
commissieve taalhandeling
Slide 32 - Quizvraag
'Je bent ontslagen!'
Hier is sprake van een...
A
commissieve taalhandeling
B
declaratieve taalhandeling
C
assertieve taalhandeling
D
directieve taalhandeling
Slide 33 - Quizvraag
Het fenomeen dat mensen in communicatie altijd zo goed mogelijk met elkaar samen proberen te werken om de communicatie te doen slagen, noemen we...
Slide 34 - Open vraag
A: 'Weet jij waar mijn tandenborstel is?' B: 'Ik eet liever geen spinazie vanavond.'
B schendt in dit gesprek voornamelijk het maxime van...