Lichtbronnen en kleur, weerkaatsen van licht, beelden maken met lenzen en het oog
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3
In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
LICHT
Lichtbronnen en kleur, weerkaatsen van licht, beelden maken met lenzen en het oog
Slide 1 - Tekstslide
LEERDOEL 1
Je kunt uitleggen hoe je de verschillende kleuren in zonlicht zichtbaar kunt maken.
Slide 2 - Tekstslide
HET SPECTRUM
Een prisma splitst een bundel wit licht in de kleuren van de regenboog
Slide 3 - Tekstslide
HET SPECTRUM
Wit licht bestaat uit 6 kleuren:
Rood
Oranje
Geel
Groen
Blauw
Violet
Slide 4 - Tekstslide
straling van de zon
Naast de zichtbare kleuren zit er ook straling.
Rood infra-rode straling = warmte
Violet ultra-violete straling
laat je huid verkleuren.
Slide 5 - Tekstslide
LEERDOEL 2
Je kunt uitleggen wat er precies kan gebeuren als licht op een voorwerp valt.
Slide 6 - Tekstslide
ABSORBEREN, DOORLATEN EN TERUGKAATSEN
Slide 7 - Tekstslide
ABSORBEREN
Het voorwerp kan het licht absorberen.
Het licht verdwijnt dan en wordt omgezet in warmte.
Hoe donkerder een voorwerp, hoe meer licht het absorbeert. Dat merk je als je een stuk zwart papier in de zon legt: het zwarte papier absorbeert veel licht en wordt daardoor snel heet.
Slide 8 - Tekstslide
DOORLATEN
Het voorwerp kan het licht doorlaten.
Het licht beweegt dan door het voorwerp heen en komt aan de andere kant weer tevoorschijn.
Voorwerpen die van een doorzichtige stof zijn gemaakt, zoals brillenglazen en vensterruiten, laten het licht grotendeels door.
Slide 9 - Tekstslide
WEERKAATSEN
Het voorwerp kan het licht weerkaatsen.
Het licht beweegt dan rect tot het voorwerp en wordt erna terug "gestuurd" weg van het voorwerp.
Heel veel voorwerpen kunnen wij zien door weerkaatsen. Ze kaatsen licht van bv. een lamp terug in de richting van onze ogen.
Slide 10 - Tekstslide
LEERDOEL 3
Je kunt het verschil toelichten tussen spiegelende en diffuse terugkaatsing.
Slide 11 - Tekstslide
TERUGKAATSING
Bij spiegelende terugkaatsing blijven de lichtstralen net zo geordend als in de oorspronkelijke lichtbundel.
Slide 12 - Tekstslide
TERUGKAATSING
Bij diffuse terugkaatsing bewegen ze ongeordend alle kanten op.
Slide 13 - Tekstslide
Spiegelbeeld
Slide 14 - Tekstslide
LEERDOEL 4
Je kunt de schaduw tekenen van een voorwerp dat door een lamp wordt verlicht.
Slide 15 - Tekstslide
SCHADUW
Teken de randstralen.
Arceer het gebied tussen deze randstralen. Dit is de schaduw van het voorwerp.
Slide 16 - Tekstslide
LENZEN
Lenzen komen in veel voorwerpen voor.
Je moet twee soorten lenzen kennen:
bolle lens
holle lens
Slide 17 - Tekstslide
BOLLE LENS
positieve lens
+ lens
* in het midden dikker dan aan de rand.
* breekt de lichtstralen bij elkaar.
* waar de lichtstralen bij elkaar komen heet het brandpunt.
Slide 18 - Tekstslide
HOLLE LENS
negatieve lens
- lens
* in het midden dunner dan aan de rand.
* breekt de lichtstralen uit elkaar.
Slide 19 - Tekstslide
evenwijdige lichtbundel.
De afstand tussen de lichtstralen in zo’n lichtbundel blijft gelijk.
Ze lopen dus recht uit de bron.
Denk bijvoorbeeld aan lasers.
Slide 20 - Tekstslide
divergente lichtbudel
Divergeren betekent uit elkaar gaan.
De lichtstralen lopen steeds verder uiteen van de bron.
Denk bijvoorbeeld aan schijnwerpers
Slide 21 - Tekstslide
convergente lichtbundel
Convergeren betekent naar elkaar toe bewegen.
De lichtstralen bewegen vanuit de bron steeds meer naar elkaar toe naar 1 punt.