WEBB - H2 Marktresultaat en Overheidsinvloed 2.1 t/m 2.6

Welkom
5 vwo ECONOMIE  ||  2024-2025
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
5 vwo ECONOMIE  ||  2024-2025

Slide 1 - Tekstslide

Ingrijpen in de markt
  • Regulering van (vooral) de monopoliemarkt. Dit is vooral nodig bij natuurlijke monopolies. 
  • Mededingingswet. Kartelvorming en prijsafspraken zijn per wet verboden. 
  • Minimumprijzen ter bescherming van producenten. 
  • Maximumprijzen ter bescherming van consumenten. 
  • ............

Slide 2 - Tekstslide

maximumprijs
minimumprijs

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Minimumprijzen
  • De overheid vindt soms de prijs die ontstaat op een markt van vraag en aanbod te laag.
  • De overheid is bang dat de producent zal stoppen.
  • Is dat erg? 
  • Denk aan noodzakelijke goederen zoals voedsel en fossiele brandstof.
  • Ze kunnen dan ingrijpen door een minimumprijs in te stellen.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Een minimumprijs ligt 
..............................
de evenwichtsprijs.

Bij een minimumprijs is het 
aanbod groter
dan de vraag, 

zodat er een 
.........................overschot 
ontstaat.  
Dit wordt vaak opgekocht door de overheid.

Slide 7 - Tekstslide

Een minimumprijs ligt 
boven de evenwichtsprijs.

Bij een minimumprijs is het 
aanbod groter
dan de vraag, 
zodat er een aanbodoverschot 
ontstaat.  

Dit wordt vaak opgekocht door de overheid.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld
Op een markt met volkomen concurrentie geldt het volgende marktmodel:
qv = -p + 500
qa = 2p - 250

Slide 9 - Tekstslide

Er wordt een prijs van 300 ingesteld.
Er ontstaat een aanbodoverschot:
qa = .............................
......................................
qv = .............................
......................................
De overheid koopt het 
overschot op. Dit kost:
............................................
............................................


Slide 10 - Tekstslide

Er wordt een prijs van 300 ingesteld.
Er ontstaat een aanbodoverschot:
qa = 2 x 300 – 250 = 350
qv = - 330 + 500 = 200

De overheid koopt het 
overschot op.
Dit kost:
150 x 300 = € 45.000


Slide 11 - Tekstslide

Maximumprijzen
  • De overheid vindt soms de prijs die ontstaat op een markt van vraag en     aanbod te hoog. 
  • Ze kunnen dan ingrijpen door een maximumprijs in te stellen.
  • De producenten mogen hun product of dienst dan niet voor een prijs   boven de maximumprijs aanbieden.
  • Let op: een maximumprijs ligt onder de evenwichtsprijs!
  • Voorbeeld: treinvervoer.

Slide 12 - Tekstslide

Noem een ander voorbeeld van een markt waar de overheid een maximumprijs heeft ingevoerd

Slide 13 - Open vraag

Wat ontstaat er door een maximumprijs?

Een vraagoverschot en een aanbodtekort
Dit kan opgelost worden door een systeem van toeslagen in te voeren (denk aan de woningmarkt).

Slide 14 - Tekstslide

Leidt de maximumprijs tot een aanbodtekort of aanbod overschot?
A
aanbodtekort
B
aanbodoverschot

Slide 15 - Quizvraag

Maximumprijs
Bij een maximumprijs ligt de prijs ..................................... de evenwichtsprijs en ontstaat er een .......................................
.................................. .

Slide 16 - Tekstslide

Maximumprijs
Bij een maximumprijs ligt de prijs onder de evenwichtsprijs en ontstaat er een vraagoverschot / aanbodtekort.

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld
Stel dat de markt voor brood als volgt kan worden weergegeven:
qa = 80p - 40
qv = -40p + 200
(q in duizenden broden 
en p in euro’s per brood)

Slide 18 - Tekstslide

Stel dat de overheid de evenwichtsprijs te hoog vindt. 
Ze stelt daarom een maximumprijs van € 1,50 in. 
Het aanbodtekort:
qv = ...................................
...........................................
qa = ...................................
...........................................
qa - qv = ............................
...........................................

Slide 19 - Tekstslide

Stel dat de overheid de evenwichtsprijs te hoog vindt. 

Ze stelt daarom een maximumprijs van € 1,50 in. 

Het aanbodtekort kun je 
als volgt berekenen:
qv = -40 x 1,50 + 200 = 140
qa = 80 x 1,5 – 40 = 80
140 – 80 = 60 (x 1.000)
60.000 is het aanbodtekort 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Harberger-driehoek
In de afbeelding heeft de overheid de producenten belast met een (flinke) heffing. Als gevolg daarvan is de aanbodlijn naar boven verschoven en ontstaat een nieuwe evenwichtsituatie, met een hogere prijs. Per saldo daalt de welvaart met de driehoek WV.
Deze Harberger-driehoek geeft het welvaartsverlies weer.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is een minimumprijs?
A
Het is de hoogst toegelaten prijs voor een goed of dienst en ligt meestal boven de marktprijs.
B
Het is de hoogste toegelaten prijs voor een goed of dienst en ligt meestal beneden de marktprijs.
C
Het is de laagste toegelaten prijs voor een goed of dienst en ligt meestal beneden de marktprijs.
D
Het is de laagst toegelaten prijs voor een goed of dienst en ligt meestal boven de marktprijs.

Slide 23 - Quizvraag

Hier is sprake van ... bij het instellen van een minimumprijs
A
vraagoverschot
B
aanbodoverschot

Slide 24 - Quizvraag

Ligt de maximumprijs boven of onder de evenwichtsprijs
A
BOVEN
B
ONDER

Slide 25 - Quizvraag

Als de overheid een minimumprijs instelt, werkt ze de aanbieder tegen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Bij een minimumprijs is er sprake van een
A
Vraagoverschot
B
Aanbodoverschot

Slide 27 - Quizvraag

Aan de slag
Maken H2.1 t/m 2.6
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken
Niet af? Huiswerk!


Slide 28 - Tekstslide