In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Taalkundig ontleden
Redekundig ontleden
Slide 1 - Tekstslide
Wat is in deze zin de persoonsvorm?
De man fietst.
Slide 2 - Tekstslide
Hoe vind je de persoonsvorm?
De man fietst samen met zijn kinderen naar school.
Maak een vraag van de zin. Het werkwoord dat voorop komt te staan is de persoonsvorm.
Verander de tijd. Zodra je de tijd verandert in een zin, moet de persoonsvorm meeveranderen.
Verander het onderwerp van de zin. Zodra je het onderwerp van de zin verandert van enkelvoud naar meervoud of andersom, dan moet de persoonsvorm meeveranderen.
Slide 3 - Tekstslide
Wat is in deze zin de persoonsvorm?
Ariana Grande treedt vanavond op in de Ziggo Dome in Amsterdam.
Slide 4 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van een zin?
Het onderwerp is datgene waarover iets wordt gezegd.
In het donker sluipt een inbreker. Waar gaat het over
Antwoord: Een inbreker.
Truc: wie of wat plus de persoonsvorm (pv).
Wie of wat sluipt?
Antwoord: een inbreker.
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeeld
De man op de hoek van de straat vertelt vreemde verhalen.
Waar gaat het over?
Wat is de persoonsvorm?
Wie of wat + de persoonsvorm
Onderwerp: De man op de hoek van de straat
Slide 6 - Tekstslide
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp doet
Waaruit bestaat het werkwoordelijk gezegde?
De persoonsvorm en alle andere werkwoorden in een zin