Poëzie - 6Vb herhaling theorie

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Periode 2 - Nederlands
* Poëzie (Laagland cursus 3 en 4) 
Les 1: kennismaking met poëzie. Gedichten lezen, kenmerken van poëzie blootleggen, hoge en lage poëzie, vaste vormen en vrij, beeldspraak, stijlmiddelen. (hoofdstuk 2 en 3 LL)

Les 2: Tachtigers (LL theorie p.146, werkboek 109 – 110 Gorter. Gedicht van Kloos als tegenstelling.
 

Slide 2 - Tekstslide

Planning P2
PTA voor periode 2:

1. Literatuurgeschiedenis 1880-heden

2. Poëzie Toets: 100 minuten, weging 10

Boekopdracht 15: bloemlezing poëzie Deelhandeling leesdossier (week na kerstvakantie)

Balansverslag Deelhandeling leesdossier (week na kerstvakantie)

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling poëzie - Literaire termen
* Rijm (halfrijm; alliteratie, assonantie/volrijm; binnenrijm, eindrijm, schema)
* Strofen
* Enjambement
* Klassiek of modern?
* Kenmerken sonnet 
* Beeldspraak (vergelijking, metafoor, personificatie, metonymia)  

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

weet je het nog?
Rijmschema's.....

Slide 6 - Tekstslide

Theorie: Rijmschema

Slide 7 - Tekstslide

Poëzie - theorie
* Stijlfiguren
* Parafraseren




Slide 8 - Tekstslide

Stijlfiguur
Een stijlfiguur is een middel om dat wat je wilt zeggen treffender, krachtiger, zachter of sterker uit te drukken. De volgende stijlfiguren moet je kunnen herkennen in een gedicht (zie filmpje)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Stijlfiguren 
1. Tegenstelling (koud - warm; dood - leven; dorp - stad; nat - droog )
2. Herhaling (het steeds herhalen van woorden, woordgroepen en/of zinnen)
3. Paradox (schijnbare tegenstelling)
4. Opsomming (opsommen van dingen, zaken)
5. Pleonasme (oude bejaarde, groen gras, dood lijk)
6. Tautologie (synoniemen; soms valt er af en toe een bui)
7. Hyperbool (een sterke overdrijving)
8. Retorische vraag (een vraag waar je het antwoord eigenlijk al op weet)
9. Eufemisme (iets wordt mooier, zachter of aangenamer voorgesteld dan het in werkelijkheid is)
10. Understatement (iets wordt op een verzachtende toon gezegd, vaak met een spottend effect)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Parafraseren
Parafraseren is in je eigen woorden weergeven wat iemand anders gezegd of geschreven heeft. De parafrase moet altijd in de geest van de
oorspronkelijke tekst zijn geformuleerd.

Slide 18 - Tekstslide

Parafrase van gedicht ?
Stijlfiguren - tegenstelling, paradox, opsomming, herhaling?

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Expressionisme

Slide 21 - Tekstslide

Dada
Expressionisme

Slide 22 - Tekstslide

Expressionisme
  • Expressie = uitdrukken (van gevoelens)
  • Expressionisme= het weergeven van de eigen ervaringen. 
  • Vervorming van realiteit.
  • vs. impressionisme (weergeven zintuiglijke waarneming)

Slide 23 - Tekstslide

Bekende dichters 1900-1940
J. Marsman (expressionisme)
P. van Ostaijen (expressionisme)
Martinus Nijhoff (modernisme, sonnet)

Slide 24 - Tekstslide