6v Latijn - 2021-11-08 - Plinius 5.23 r. 31-39

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hoe veel onderschikkende voegwoorden zie je in deze zin?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

r. 31: Quo magis nitendum est: wat is een goede vertaling?
A
Het is aan jou om te er meer naar te streven
B
Er moet door jou des te meer naar gestreefd worden
C
Jij moet er des te meer naar streven
D
Daardoor moet jij er meer naar streven

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

r. 31-32: met welke persoonsvorm verderop moet je alle "ne's" in r. 31-32 verbinden?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

r. 33-34: welke woorden vormen het NDG bij (ne) fuisse videaris?
A
missus
B
rudis et incognitus
C
exploratus probatusque
D
humanior melior peritior

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

r. 31-33: Plinius maakt een vergelijking tussen 2 situaties. Aan welk Latijns woord zie je dat er vergelijkingen gemaakt worden?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Bithynië
Achaea
(in) longinqua provincia
inter servientes
sorte
rudis et incognitus
suburbana (provincia)
(inter) liberos
iudicio
exploratus probatusque

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Tekstslide

r. 34: cum sit... Hoe verklaar en vertaal je de conjunctivus?
A
conj adhortativus: laat het zo zijn met...
B
conj dubitativus: of het zo is dat...
C
conj na cum: omdat
D
conj na cum: toen

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

r. 36: Haec velim credas, quod initio dixi. Een goede vertaling is:
A
Dit geloof jij, dat wil ik, omdat ik het in het begin (al) zei
B
Ik zou willen dat je deze dingen gelooft, omdat ik ze in het begin gezegd hebt
C
Ik zou willen dat je dit gelooft, wat ik in het begin zei
D
Ik zou willen dat je gelooft, wat ik in het begin had gezegd

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

r. 36-37: ringcompositie! Waar denk je aan?

Slide 19 - Woordweb

Slide 20 - Tekstslide

r. 38: "ne". Hoe moet je dit vertalen? Let op "vereor!"

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

3. r. 38-39: "ne sit.. maximum debet". Waar doelt Plinius op?

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide