In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Leereenheid 3 Doelstellingen
Slide 1 - Tekstslide
Planning periode 3
Slide 2 - Tekstslide
Deze les:
Leereenheid 3.1
Met je les of training wil je iets bereiken. Je hebt een bepaald doel voor ogen dat je graag wil realiseren. Een dergelijk doel wordt ook wel een doelstelling genoemd.
Slide 3 - Tekstslide
Een doelstelling voor elke training is niet noodzakelijk.
Trainingen kunnen ook intuïtief vormgegeven worden.
Doelstellingen zorgen voor betere trainingsresultaten.
Doelstellingen zijn cruciaal voor gestructureerde vooruitgang.
De behoefte aan doelstellingen hangt af van de trainer.
Slide 4 - Poll
Casus: Simone geeft al vier jaar les bij turnvereniging Kunst en Lenigheid. Ze geeft les aan een groep kinderen van zes tot en met acht jaar (jeugd turnen). Aan de voorbereiding doet ze niet veel meer. Een doelstelling voor haar training formuleren vindt ze maar onzin. Ze weet echt wel welke richting het uit moet met die kinderen. Jeugdcoördinator Victoria is het hier niet meer eens. Zij vindt dat je voor elke training SMART-doelen moet hebben, ook al geef je 25 jaar training. Haar standpunt is: zonder doelstelling geen goede training. Simone vindt dit sterk overdreven.
Slide 5 - Tekstslide
Wat vind je ervan dat Simone na vier jaar geen doelstellingen meer voor haar training formuleert?
Slide 6 - Woordweb
Wat zijn SMART geformuleerde doelen?
A
Een doel dat subjectief, moeilijk, acuut, restrictief en langdurig is.
B
Een doel dat simpel, makkelijk, abstract, willekeurig en tijdrovend is.
C
Een doel dat specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden is.
D
Een doel dat spontaan, matig, actueel, ruimdenkend en toekomstgericht is.
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Wat zal de doelstelling van deze training kunnen zijn?
Slide 9 - Woordweb
Wat je wilt bereiken is verandering van het gedrag van SB-deelnemers. Dit heet gedragsverandering. Je wilt bestaand gedrag veranderen in nieuw, verbeterd gedrag.
Om te kunnen controleren of je inderdaad de gewenste gedragsverandering bereikt hebt, moet je twee dingen kunnen benoemen:
het begingedrag van de SB-deelnemer
het eindgedrag van de SB-deelnemer.
Slide 10 - Tekstslide
Voorbeeld:
Bij een groepje kinderen dat nog niet zo lang lid is van de turnvereniging, is het begingedrag van het koprollen als volgt te beschrijven: De kinderen maken een koprol, waarbij ze nog slecht rollen en met de onderrug op de grond terechtkomen. De lesgever stelt zich voor de eerste les het volgende doel (eindgedrag): De meeste kinderen kunnen op een schuin vlak een vloeiende rol met een ronde rug maken.
Slide 11 - Tekstslide
Evaluatie
Organisatie
Doelstelling
Bewegingsvormen
Les/ training
Didactische
werkvormen
Beginsituatie
Lesopbouw
Slide 12 - Sleepvraag
Slide 13 - Tekstslide
Wat is het verband tussen de beginsituatie, doelstelling en de evaluatie?
Slide 14 - Open vraag
Doelstelling op basis van gedragsaspecten:
Motorische doelstelling
Bewegingsvaardigheid
Bewegingseigenschappen
Cognitieve doelstelling
Sociaal-affectieve doelstelling
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Op welke gedragsaspect heeft de doelstelling van dit filmpje betrekking?
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
Op welke gedragsaspect heeft de doelstelling van dit filmpje betrekking?
Slide 19 - Open vraag
Slide 20 - Tekstslide
Wat zal de doelstelling van deze training kunnen zijn?