Naamvallen: 3e naamval & ein-Gruppe




de 3e naamval (Dativ) & ein-Gruppe
intro
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les




de 3e naamval (Dativ) & ein-Gruppe
intro

Slide 1 - Tekstslide

M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
3e
dem / einem
der / einer
dem / einem
den / keinen
4e
den / einen
die / eine
das / ein
die / keine
1e naamval: het onderwerp
3e naamval: het meewerkend voorwerp
4e naamval: het lijdend voorwerp

voorbeeld: Ich habe (mijn) Mutter Blumen gegeben.
aan/voor wie? -> (mijn) Mutter -> mw +3 v = meiner Mutter



uitleg
Help! Ik kan niet ontleden!

Slide 2 - Tekstslide

Hoe noteer ik dat?
(de) Lehrer hat (de) Schülerin (zijn) 
Buch gegeben.

ond +1 m = der Lehrer
lv +4 o = sein Buch
mw +3 v = der Schülerin
ein-Gruppe:
mijn - mein   onze - unser
jouw - dein    jullie - euer
zijn - sein       hun - ihr
haar - ihr        uw - Ihr
geen - kein
M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
3e
dem / einem
der / einer
dem / einem
den / keinen
4e
den / einen
die / eine
das / ein
die / keine
uitleg
Help!
Herhalen ein-Gruppe:
zie de les over de 1e naamval & ein-Gruppe

Slide 3 - Tekstslide

Aantekening!

Neem de tabel én de ein-Gruppe over in een schrift. Je hebt ze nodig voor de volgende opdracht!
uitleg
ein-Gruppe:
mijn - mein   onze - unser
jouw - dein    jullie - euer
zijn - sein       hun - ihr
haar - ihr        uw - Ihr
geen - kein
M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
3e
dem / einem
der / einer
dem / einem
den / keinen
4e
den / einen
die / eine
das / ein
die / keine

Slide 4 - Tekstslide

Nu komen er wat oefeningen met de 1e-3e-4e naamval

Pak het schema op blz 155 erbij, deze heb je. nodig voor de volgende opdracht.

Slide 5 - Tekstslide

Jana hat (haar) Bruder eine Geschichte erzählt.
uitleg
A
ihr
B
ihre
C
ihrem
D
ihrer

Slide 6 - Quizvraag

Juiste antwoord: C

Jana hat (haar) Bruder eine Geschichte erzählt.

mw +3 m = ihrem Bruder
uitleg
M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
3e
dem / einem
der / einer
dem / einem
den / keinen
4e
den / einen
die / eine
das / ein
die / keine
ein-Gruppe:
mijn - mein   onze - unser
jouw - dein    jullie - euer
zijn - sein       hun - ihr
haar - ihr        uw - Ihr
geen - kein

Slide 7 - Tekstslide

(onze) Oma hat einen Kuchen gebacken.
uitleg/antwoord
1/4
Let op!
In deze oefening komen alle zinsdelen voor, dus het onderwerp, het lijdend voorwerp én het meewerkend voorwerp. Dus goed ontleden en niet elke keer blind de derde naamval toepassen...!
A
unsere
B
unse
C
unserer
D
unser

Slide 8 - Quizvraag

Ich habe (uw) Freunden eine Einladung geschickt.
2/4
uitleg/antwoord
A
Ihr
B
Ihre
C
Ihrer
D
Ihren

Slide 9 - Quizvraag

Morgen besuchen wir (jouw) Oma.
3/4
uitleg/antwoord
A
dein
B
deine
C
deiner
D
deinem

Slide 10 - Quizvraag

(onze) Lehrer haben wir einen Brief geschrieben.
4/4
uitleg/antwoord
A
unser
B
unseren
C
unserer
D
unserem

Slide 11 - Quizvraag

Voorzetsels met de 3e naamval:

aus - uit                     außer - behalve
bei - bij                      entgegen - tegemoet
mit - met                  gegenüber - tegenover
nach - na + naar
seit - sinds
von - van
zu - naar
Ich habe das (met mijn) Mutter gemacht.

mit +3 v = meiner Mutter
uitleg
liedje!

Slide 12 - Tekstslide

Stap 1:
Ik kijk of er een voorzetsel staat.
ja -> +3
nee -> stap 2

Stap 2:
Ik ga de zin ontleden:
ond +1        lv +4         mw +3
Stappenplan - hoe los ik de naamvallen op?
uitleg

Slide 13 - Tekstslide

1.  (mijn) Mutter hat (met haar) Bruder gesungen.

ond +1 v = meine Mutter
mit +3 m = ihrem Bruder

2.  (onze) Lehrer hat (de) Ball (naar zijn) Schülerin geworfen.

ond +1 m = unser
lv +4 m = den Ball
zu +3 v = seiner Schülerin
uitleg

Slide 14 - Tekstslide

Nu zelf! Let op, je moet het op de juiste manier opschrijven:

ond +1 m = mein Vater
lv +4 mv = deine Schwestern
aus +3 o = dem Dorf

Ken je de ein-Gruppe én het rijtje van de voorzetsels al uit je hoofd? Dan gaat het nog makkelijker!
uitleg
Let op de spaties bij het typen!!!

Slide 15 - Tekstslide

Noteer de antwoorden onder elkaar

Slide 16 - Tekstslide

(jouw) Bruder geht (met zijn) Freundin zur Schule.
1/5

Slide 17 - Open vraag

Kannst du (mijn) Mutter (het) Buch geben?
2/5

Slide 18 - Open vraag

(na de) Deutschstunde gehen wir (naar onze) Klassenlehrer.
3/5

Slide 19 - Open vraag

Ich habe (hun) Vater (een) Mail geschickt.
4/5

Slide 20 - Open vraag

Hans hat (de) ganzen Klasse (een) Karte gegeben.
5/5

Slide 21 - Open vraag

Samenvatting!
  • Het meewerkend voorwerp krijgt altijd de 3e naamval
  • na een voorzetsel van de 3e naamval volgt óók altijd de 3e naamval
  • Kijk altijd als eerste of je zo'n voorzetsel ziet staan
  • Geen voorzetsel? Dan is het een onderwerp, lijdend vwp of meewerkend vwp
uitleg

Slide 22 - Tekstslide

slotwoord

Slide 23 - Tekstslide