Gegeven is onderstaande schakeling. R1=R2=R3 = 50Ω en R5=R6 = 25Ω. De spanning is 230V en It = 2,0A. Bereken R4
Slide 4 - Tekstslide
Een wasmachine met een vermogen van 2200 W heeft 45,0 minuten nodig voor een wasbeurt. Bereken de elektrische energie in kWh en in J die de machine dan gebruikt.
Slide 5 - Tekstslide
Een weerstand van 12 Ω is aangesloten op een batterij van 9,0 V.
Bereken het vermogen
Slide 6 - Tekstslide
Bij 120km/h is het vermogen van de auto 35 kW. Kijk in tabel 28B naar de stookwaarde van gasolie. Let op dit staat in m dus het is ∙ 10⁶! Het rendement is 30%. Bereken hoeveel km de auto met 1 liter kan rijden.
Slide 7 - Tekstslide
R1 = 65 Ω, de spanning over de spanningsbron = 24 V en de stroomsterkte = 0.712 A. Bereken de weerstand van R2.
Slide 8 - Tekstslide
Een benzineauto heeft een gemiddeld verbruik van 1:12. De verbrandingsenergie van benzine is 33 ∙ 10⁶ J/L. De motor heeft een rendement van 31%. De auto legt in totaal een afstand af van 540 km. Hoeveel energie is er nuttig gebruikt.
Ebenzine: 33 ∙ 10⁶ J/L η: 31% s: 540
540 : 12 = 45 l
45 ∙ 33 ∙ 10⁶ = 1,5 ∙ 10⁹ J
E = 1,5 ∙ 10⁹ ∙ 0,31
E = 4,6 ∙ 10¹⁷ J
Slide 9 - Tekstslide
Een motorrijder staat voor een verkeerslicht te wachten. Het verkeerlicht springt op groen. De motor trekt gedurende 5,0 seconde op met 2,5 m/s² (eenparig versnelde beweging). Bereken de afstand die de motorrijder heeft afgelegd in deze 5,0s.
Slide 10 - Tekstslide
Een auto trekt gedurende 6,0s op vanuit stilstand. De motor levert een kracht van 4200N. De massa van de auto is 1200kg. Bereken de afstand die de auto aflegt.
Slide 11 - Tekstslide
Een boot maakt gebruik van echo locatie, waarbij na 0,080 seconde het ultrasoon geluid terugkomt, omdat het tegen de bodem is aangekomen. De watertemperatuur is 20°C.
Bereken de afstand tussen de boot en de bodem.
Slide 12 - Tekstslide
Tijdens een biatlon wordt er 180 km gefietst en 42 km hardgelopen. Een sporter heeft 5,5 uur voor het fietsen nodig gehad en 2,5 uur en 26 minuten voor het hardlopen. Bereken de gemiddelde snelheid in m/s.
Slide 13 - Tekstslide
In een camera zit een lens met een lenssterkte van 5dpt. Je maakt een foto en het voorwerp bevind zich op 30cm afstand van de lens. Bereken de beeldsafstand.
Slide 14 - Tekstslide
Een klein ledlampje brandt op een oplaadbare batterij van 1,50 V. Er loopt dan een stroom van 0,10 A. Bereken de energie die er per uur nodig is om het lampje te laten branden.
Slide 15 - Tekstslide
Een AA-batterij kan maximaal 13,5 kJ energie leveren. Ik wil hem gebruiken voor een zaklampje. Dat zaklampje moet 42 uur kunnen branden. Bereken hoe groot het vermogen (in W) in van het lampje mag zijn.
Slide 16 - Tekstslide
De uiteinden van een lange dunne constantaandraad worden met de polen van een accu verbonden. Hierdoor gaat er een stroom door de draad lopen. De stroomsterkte door de draad bedraagt 6A en het vermogen is 40 W. Bereken de weerstand van de draad.
Slide 17 - Tekstslide
De stroomkring heeft een spanning van 100V en een stroomsterkte van 0,4A. Bereken de grote van weerstand 3