Periode 3, poëzie beeldspraak & stijlfiguren

5H Nederlands
Poëzie: stijlfiguren en beeldspraak 


1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5H Nederlands
Poëzie: stijlfiguren en beeldspraak 


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Instructie
  • Quiz
  • Instructie
  • Quiz

  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kan ik de volgende stijlfiguren herkennen:
antithese, eufemisme, hyperbool, paradox, retorische vraag, woordspeling
  • ken ik verschillende vormen van beeldspraak:
 vergelijking (met verbindingswoord), asyndetische vergelijken (zonder verbindingswoord), metafoor, personificatie, synesthesie, clichés. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijlfiguren 

  1. Antithese
  2. Eufemisme
  3. Hyperbool
  4. Paradox
  5. Retorische vraag 
  6. Woordspeling




Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijlfiguren​
Stijlfiguren gebruik je om indruk te maken op een luisteraar of lezer. Het zijn middelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken --> een bepaald effect willen bereiken: ironie, extra nadruk, variatie, etc. ​

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antithese

Antithese is het moeilijke woord voor tegenstelling:


  • In Noorwegen is het 's winters ijskoud, maar in Zuid-Spanje blijft het lekker warm.
  • Jong geleerd, oud gedaan.





Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hyperbool
Een hyperbool is een sterke overdrijving.
We hebben ons kapot gelachen.
Zijn ogen vielen uit zijn kassen toen hij zag dat iemand zijn auto had gestolen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eufemisme
Een eufemisme verzacht de werkelijkheid bij vervelende situaties.
Hij gaat creatief om met de waarheid.
Onze hond is gisteren heengegaan. 


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Paradox
Een paradox is een schijnbare tegenstelling. Hij bestaat uit een combinatie van dingen die op het eerste gezicht niet kan, maar die, als je nog eens nadenkt, wel degelijk mogelijk is.

Een voorbeeld: ‘Kalm aan, en rap een beetje!’. 
Op het eerste gezicht lijkt deze zin niet logisch omdat ‘kalm’ en ‘rap’ een tegenovergestelde betekenis hebben. Wanneer je iets langer nadenkt en de zin nogmaals lees, dan staat er eigenlijk dat iemand snel rustig moet worden.


Schrijven is de kunst van het schrappen.
Weinig alcohol kan te veel zijn.
Hoe gespecialiseerder iemand is, des te minder kan hij.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Retorische vraag

Een retorische vraag is een vraag waarop je geen antwoord verwacht. Het antwoord zit namelijk in de vraag opgesloten.


Een leraar tegen z’n klas: ‘Denk je dat ik dit nog een keer ga uitleggen?’
Liggen we hier niet lekker?
Hebben wij dat niet allemaal wel eens gewild?


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordspeling
Hierbij gebruik je een of meer dezelfde woorden die verschillende betekenissen hebben. ​

De spaarlamp werpt nieuw licht op de techniek. 


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Video stijlfiguren. Let op: scroll door wat je niet hoeft te leren, want er komen meer stijlfiguren voor, dan wij geleerd hebben.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welk stijlfiguur herken je hier?
'In Nederland regent het 29 van de 30 dagen.'
A
Hyperbool
B
Eufemisme
C
Paradox

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk stijlfiguur herken je hier? 
'We kunnen hier lang of kort over praten.'
A
Paradox
B
Hyperbool
C
Antithese
D
Eufemisme

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk stijlfiguur herken je?

'Hij staat daar maar eenzaam en alleen op de hoek van de straat te wachten.'
A
Eufemisme
B
Hyperbool
C
Pleonasme
D
Tautologie

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk stijlfiguur herken je?

'De dagen verstrijken in een lichte waas, we worden dronken zonder ook maar een druppel te drinken.'
A
Hyperbool
B
Paradox

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk stijlfiguur herken je hier? Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht.
A
Hyperbool
B
Eufemisme
C
Pleonasme

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een retorische vraag?
A
Een vraag waarop geen antwoord wordt verwacht
B
Een vraag waarop je geen antwoord kunt geven
C
Een vraag waar je niets van snapt
D
Een vraag die je niet mag stellen

Slide 21 - Quizvraag

Voorbeeld:

Doe je voorzichtig?
Beeldspraak 

Beeldspraak: figuurlijk taalgebruik, associatie/vergelijking met zaak met bepaalde overeenkomst. 



Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldspraak

  1. Vergelijking (met verbindingswoord)
  2. Asyndetische vergelijken (zonder verbindingswoord)
  3. Metafoor
  4. Personificatie
  5. Synesthesie
  6. Clichés

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de beeldspraak?
De lange verdediger versterkte de luchtmacht voorin.
A
de lange verdediger
B
de lange verdediger versterkte
C
versterkte de luchtmacht
D
de luchtmacht

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de beeldspraak?
Mijn fiets protesteerde heftig toen ik over de bobbelige weg reed.
A
Mijn fiets
B
Mijn fiets protesteerde
C
protesteerde heftig
D
Ik

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vergelijking
  • Noemt de overeenkomst expliciet.
  • Je vergelijkt iets met iets anders omdat er overeenkomst is. Het beeld wordt ingeleid door ‘als’ of een vorm van het werkwoord ‘lijken’. 

Lachen als een boer die kiespijn heeft.
Hij ging er als een haas vandoor.
Je kamer lijkt wel een kloostercel.
Zij zingt als een nachtegaal. 
Hij is zo sterk als een beer. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergelijking-met-als ~ vergelijking
"Hij is zo trotst als een pauw."
"Als een een haas ging hij er vandoor."
"Ik heb je lief zoals je soms gelijk een gouden zomerdag bent." 
 (dichtregel uit het gedicht Ja van dichter K.Schippers)
  • Het object en beeld worden beide benoemd 
  • Het object en beeld worden aan elkaar verbonden 
  • Die verbinding wordt gedaan met worden als:  als, zoals, gelijk, etc...

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergelijking-zonder-als ~ asyndetische vergelijking
"Ik voel me een kind in een snoepwinkel."
" Zij heeft een hart van goud."
- Het object  en beeld worden beide genoemd 
- Het object en beeld worden niet met een woord aan elkaar verrbonden -- > er is dus geen verbindingswoord.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Metafoor 

Iets krijgt de naam van iets anders, waarmee het overeenkomsten heeft. 

Voorbeeld: 
Dat schaap heeft zich laten beetnemen.
Wat kijk jij mistig. 
Het meer staat in brand. 
Die clown staat weer voor de klas. 



Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vergelijking en metafoor
Object: Wat we in de werkelijkheid bedoelen, noemen we het object.
Beeld: Het beeld dat opgeroepen wordt, noemen we het beeld. 

Vergelijking: Er worden twee zaken met elkaar vergeleken door middel van een verbindingswoord (als, zoals, net als, van, etc.) Beeld en object staan in de zin.

Metafoor: Alleen het beeld staat in de zin. Je moet dus zelf bedenken waar het beeld voor zou staan. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijzondere vorm van metafoor 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personificatie

Iets wordt voorgesteld als een levend mens -->  een levenloos voorwerp wordt als een levend wezen uitgebeeld. 

De muren kwamen op me af. ​
De toekomst lacht jou toe!

De wind floot door de takken.
Die pup heeft mijn hart gestolen.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Video vergelijking, metafoor, personificatie. Let op: metonymie hoeft niet!

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Synesthesie
Een synesthesie is een combinatie van indrukken van verschillende zintuigen --> twee zintuigen worden gecombineerd

Schreeuwende kleuren
Een warme stem
Bittere woorden
Bittere kou

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Clichés
Veelgebruikte en daardoor ‘afgesleten’ uitdrukking (Taalunie). ​

‘Sint zat te denken, wat hij jou dit jaar zou schenken.’

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'De golven aaien de zwemmers'.
Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'De sjaal had uren bij het raam gelegen en was een ijskoude hand om mijn hals.'
Welke vorm van beeldspraak herken je?
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Vergelijking
D
Synesthesie

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Ik was al drie dagen op een heuveltop die in 1964 in een eiland was veranderd, toen een stuk ongerept regenwoud zo groot als de provincie Utrecht onder water werd gezet.'
Welk vorm van beeldspraak herken je?
A
Personificatie
B
Vergelijking
C
Metafoor

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Ik opende mijn armen, onzeker wist ze zich omhelsd, het dossier met de diagnoses en al die rommel op haar rug.'
Welke vorm van beeldspraak herken je?
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Asyndetische vergelijking
D
Vergelijking

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar of niet waar?

Synesthesie is beeldspraak waarbij twee zintuigelijke indrukken worden tegengesteld.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Het licht danste om ons heen, het bos zong en net zoals het vorige bos dat ik bezocht kon je er alleen doorheen komen door te dansen.'
Welke beeldspraak herken je?
A
Asyndetische vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Deze zomer zijn schreeuwende kleuren in de mode.'

Welke vorm van beeldspraak herken je?
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Synesthesie
D
Vergelijking

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Laat deze drinkbeker maar aan mij voorbijgaan," zei Nick vlak voor het moeilijke proefwerk biologie.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen cliché?
A
Als een kip zonder kop
B
Als warme broodjes over de toonbank gaan
C
De aap komt uit de mouw
D
De aap komt uit het water

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen cliché?
A
Voor herhaling vatbaar zijn.
B
Roodgloeiend staan.
C
Als paddenstoelen omhoog schieten.
D
Het schip der woestijn.

Slide 47 - Quizvraag

Telefoon (rood...)
Als paddenstoelen uit de grond schieten
Kameel (schip...)
Stijlfiguren 

  1. Antithese
  2. Eufemisme
  3. Hyperbool
  4. Paradox
  5. Retorische vraag 
  6. Woordspeling




Beeldspraak

  1. Vergelijking (met verbindingswoord)
  2. Asyndetische vergelijken (zonder verbindingswoord)
  3. Metafoor
  4. Personificatie
  5. Synesthesie
  6. Clichés

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kan ik de volgende stijlfiguren herkennen en benoemen:
antithese, eufemisme, hyperbool, paradox, retorische vraag, woordspeling
  • kan ik de volgende vormen van beeldspraak herkennen en benoemen:
 vergelijking (met verbindingswoord), asyndetische vergelijken (zonder verbindingswoord), metafoor, personificatie, synesthesie, clichés

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan de volgende stijlfiguren herkennen en benoemen:
antithese, eufemisme, hyperbool, paradox, retorische vraag, woordspeling

😒🙁😐🙂😃

Slide 50 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan de volgende vormen van beeldspraak herkennen en benoemen:
vergelijking (met verbindingswoord), asyndetische vergelijken (zonder verbindingswoord), metafoor, personificatie, synesthesie, clichés

😒🙁😐🙂😃

Slide 51 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders zien?

Slide 52 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies